Vlakbij het hoogste punt van Texel, de ‘Hoge Berg’, ligt een zeer bijzondere plek: de Zandkuil. Dit is Nederlands eerste insectenreservaat, opgericht door de beroemde natuurvorser Jac. P. Thijsse. In het reservaat leven tientallen soorten wilde bijen en graafwespen. Milouska gaat met John Smit van EIS Kenniscentrum Insecten op zoek naar een aantal bijzondere exemplaren.
Insectenpaleis
De Zandkuil is bekend onder insectenkenners in Nederland. De indeling van de kuil is een ideale nestelruimte voor veel insecten. Zo heeft de kuil verschillende hoogtes en soorten begroeiing. Verder heeft het beschutte en op het zuiden gelegen zandwanden, waarin graafwespen en zandbijen hun nestholtes kunnen maken. Soorten zoals rupsendoders, zandblauwtje, grijze rimpelrug en de klokjesdikpootbij hebben hun plek gevonden in de kuil. Verder zit er in de zandkuil mogelijk de grootste pluimvoetbijkolonie van Nederland.
Open houden
Jac. P. Thijsse ontdekte de plek al rond 1900. Hij schreef er lyrisch over in het natuurtijdschrift De Levende Natuur en in zijn bekende Verkade-album 'Texel'. Dankzij zijn inzet verwierf Natuurmonumenten de Zandkuil in 1924. Begin jaren tachtig groeide de kuil echter steeds meer dicht. Met hulp van vrijwilligers kwam daar verandering in. Er wordt jaarlijks kleinschalig geplagd, gemaaid en zandige en lemige randjes worden afgestoken zodat de dieren weer nestholtes kunnen maken.
Vroeger kwamen de kinderen van Texel jaarlijks met Pinksteren (Bossiesdag) langs om het afgesloten gebied in te gaan om daar te spelen en met hun voeten en handen het gebied wat open te maken. Deze traditie bestaat niet meer.