Met zijn fel metaalblauwe kleur en de bijna zwarte vleugelvlekken is het mannetje van de weidebeekjuffer een opvallende verschijning. Hij wordt wel
de ijsvogel onder de libbelen
genoemd. Vroeger heette hij wel beekster (en z'n naaste verwant de bosbeekjuffer werd
beeknimf
genoemd. En in een lijst met nieuwe Friese libellennamen wordt voorgesteld om hem
blauwe flint
erlibel te noemen.
Vanaf juni kan je ze met soms wel tientallen boven het water zien rondvliegen. Het is een van de weinige libellensoorten waarvan de mannetjes baltsvluchten uitvoeren om het vrouwtje te imponeren. Het gaat tegenwoordig goed met deze soort dankzij beekherstelprojecten en verbetering van de waterkwaliteit van stromende wateren.
De wetenschappelijke naam van juffers is Zygoptera, een suborde van insecten die samen met de echte libellen de orde van de libellen (Odonata) vormen. Wereldwijd zijn er zo'n 2500 soorten juffers. Ze zijn van echte libellen te onderscheiden door een aantal kenmerken:
- ze blijven over het algemeen kleiner, dunner en hebben ook tevens kleinere en dunnere vleugels.
- de ogen zijn relatief klein en staan verder uit elkaar dan bij echte libellen
- in rust vouwt een juffer de vleugels achter de rug (met uitzondering van de pantserjuffers), terwijl een echte libel ze spreidt, daardoor lijkt het soms alsof juffers maar twee vleugels hebben en niet (zoals alle libellen) vier.
De weidebeekjuffer is 45 tot 50 mm groot en komt in Nederland vrij algemeen voor (alleen in een brede strook langs de kust is deze juffer nauwelijks te zien). De soort is over vrijwel heel Europa verspreid. De weidebeekjuffer vliegt van mei tot begin augustus bij voorkeur bij langzaam stromende kleinere wateren, zoals beken, maar ook bij kanalen en riviertjes. Het hele jaar door moet zuurstofrijk water van redelijke kwaliteit aanwezig zijn.
Weidebeekjuffers lijken op hun familieleden de bosbeekjuffers, met wie ze regelmatig samen voorkomen. De vleugels van mannetjes weidebeekjuffer zijn aan de basis en de top doorschijnend en die van de bosbeekjuffer helemaal donker. De vleugels van de vrouwtjes zijn groen resp. meer bruin doorschijnend van kleur.
Juffers leven het grootste deel van hun leven onder water. Voor deze soort is de levenscyclus als volgt: de eieren komen uit in de herfst, waarna de larven 1 of 2 jaar overwinteren. Als het water koud is duurt het lang, in warme wateren sluipt de weidebeekjuffer al na de eerste overwintering het water uit. Dan vervelt de larf en krijgt vleugels. Na een dag of tien kan dan de voortplanting beginnen.