Meest bekend zijn vogels die hun eigen naam roepen. Zoals de koekoek, de oehoe, de kievit en de tjiftjaf. Het zijn zogenaamde onomatopeeën. Andernach schrijft dat er ook half-onomatopeeën zijn: vogelnamen die verwijzen naar het geluid, maar het niet nabootsen. Voorbeelden hiervan zijn de krakeend en de schreeuwarend. Overigens roept de koekoek niet alleen koekoek. Deze vogel heeft een heel arsenaal aan geluiden. Of zoals Andernach schrijft: ‘hij kan giechelen, rochelen en krijsen’.
Koekoek spreidt zijn vleugels
© Theo de Wild
Klapekster klapt niet
Niet alle vogelnamen kloppen met de werkelijkheid. Zo is het woordje klap in klapekster afkomstig van klappen, een ander woord voor praten. Iets wat eksters wel doen, maar klapeksters niet, aldus Andernach. Verder is een buidelmees geen echte mees en een gierzwaluw geen echte zwaluw.
Klapekster
© Fotograaf: ceesuri
Plevieren is de regenfluiter
Verschillende vogelsoorten laten in hun naam zien dat ze de komst van regen kunnen voorspellen. Zoals plevieren. Plevier is afkomstig van het Latijnse pluvialis (regen brengend) . Andernach schrijft dat vroeger gedacht werd dat plevieren zouden gaan fluiten wanneer er regen op komst was. De goudplevier werd daarom ook wel regenfluiter genoemd.
Goudplevier in bad
© Fotograaf WillemdeWolf
Poten van de aarsvogel
De naam fuut heeft niets te maken met het geluid dat de watervogel met zijn kleurige kop maakt, maar met zijn anatomie. Vroeger werd de vogel aarsvoet genoemd. Omdat zijn poten zo ver naar achter staan dat ze uit zijn kont lijken te groeien. Overigens, de verklaring van de baardman (titelvogel) is eenvoudig. De vogel heeft zwarte strepen die lijken op bakkebaarden.
Titel: Baardman en boterkontje
Auteur: Toine Andernach
Uitgeverij: Noordboek
Reeds verschenen
© Foto: o.w.zijlstra (klik voor vergroting)