In de meeste winters krijgen we in Nederland massaal bezoek van appelvinken, barmsijzen, kramsvogels, pestvogels en kruisbekken. Ze trekken dan vanuit Scandinaviê of Oost-Europa onze kant op, maar deze winter laten deze soorten zich niet of nauwelijks zien. Wat is er aan de hand? Komt het door de zachte winter?
Lekker thuisblijven
“Een groot voedselaanbod in Scandinavië is de belangrijkste oorzaak”, weet Ruud Foppen van Sovon Vogelonderzoek. Het is niet zozeer de temperatuur, want vogels kunnen goed tegen kou. In Finland zitten er deze winter heel veel bessen aan de struiken, dus blijven kramsvogels en andere besseneters lekker daar. “Waarom zou je grote afstanden gaan vliegen als er thuis ook genoeg te eten is? Dat is alleen maar gevaarlijk”, zegt Ruud Foppen. Temperatuur speelt wel een rol bij watervogels: als de Oostzee is dichtgevroren, komen bijvoorbeeld zaagbekken wel deze kant op. Maar in die regio is het ook relatief zacht op dit moment.
Comeback van de merel
Toch zijn er andere soorten die in tegenstelling tot andere jaren wel als een invasie Nederland zijn binnengetrokken: in het najaar waren dat al de gaaien, de koolmezen en de pimpelmezen. “Die zullen bij de Nationale Tuinvogeltelling in het weekend van 25 en 26 januari wel goed vertegenwoordigd zijn”, verwacht Foppen. Ook denkt hij dat de merel bezig is aan een comeback. De laatste jaren werden er minder gezien als gevolg van het Usutu-virus, maar het lijkt nu alsof niet alle merels daaraan doodgaan.