Door op gerichte plekken de landbouw te hervormen, kunnen we op een veel effectievere manier de Natura-2000 gebieden beschermen. Dat schrijven Jan Willem Erisman van de Universiteit Leiden en Ton Brouwer van adviesbureau Gispoint in een nieuw rapport. Met een speciale stikstofkaart maken ze inzichtelijk in welke gebieden in Nederland de meeste winst te behalen valt. Ze willen hiermee bijdragen aan een nieuw en gericht stikstofbeleid.
Complex verhaal
De stikstofproblematiek is complex: er zijn vele bronnen die bijdragen aan het stikstof-overschot in de beschermde Natura-2000 gebieden. De grootste bron is nog altijd de landbouw, vanwege de uitstoot van ammoniak (zie kader). Natuur- en landbouwgebieden liggen als een lappendeken over Nederland verspreid. Sommige boeren stoten meer stikstof uit dan andere boeren, en het is niet altijd duidelijk hoeveel van die uitstoot in natuurgebieden terechtkomt. Erisman en Brouwer maakten daarom een zogenaamde Depositiebijdrage-kaart. Hierop is af te lezen waar je stikstof-uitstoot moet verminderen om een zo groot mogelijk effect te hebben op alle Natura-2000 gebieden.
Bovenstaande Figuur: Depositiepotentiekaart op 1x1 km niveau. De stippellijnen geven de 10 km zones rond de Natura 2000-gebieden aan. De legenda geeft aan waar de depositiepotentie het grootst is: 1 heeft het grootste effect. Hoe hoger het getal op de logaritmische schaal, des te meer emissie reductie je moet doen om hetzelfde depositie effect te hebben. Zo moet je in Noordoost Groningen 300x meer emissie verminderen dan op de Veluwe om hetzelfde effect te krijgen.
Probleemgebieden
Erisman en Brouwer maakten de kaart door Nederland op te delen in vakjes van 1 bij 1 kilometer en voor elk vak te berekenen waar de stikstofuitstoot uit dat vak terechtkomt. Erisman: ‘Zo weet je uiteindelijk voor elk vak in welke mate dat vak verantwoordelijk is voor stikstoftoename in de natuurgebieden. Deze vakken bleken vooral te liggen in de Gelderse vallei, en op de zandgronden in Brabant, Overijssel, Gelderland en Drenthe.
‘Het zijn voornamelijk gebieden met een centrale ligging, waardoor de stikstof gemakkelijker verspreid naar verschillende omliggende natuurgebieden,’ aldus Erisman. ‘Daarnaast hebben deze gebieden ook een relatief hoge stikstofuitstoot. In deze gebieden spelen overigens nog meer problemen, zoals een steeds slechte bodemkwaliteit en het wegspoelen van voedingsstoffen uit de bodem naar het grondwater. Door deze gebieden aan te pakken is daarnaast ook klimaatwinst te halen, je slaat dus meerdere vliegen in één klap.’
Gebiedsgerichte aanpak
Aan de hand van de kaart kunnen we het huidige stikstofbeleid een stuk effectiever maken, aldus Erisman. ‘We moeten inzoomen op de gebieden die momenteel het meeste vervuilen en daar de stikstokuitstoot van de landbouw omlaag brengen. Door zo’n gebiedsgerichte aanpak kunnen we met dezelfde vermindering van de stikstofuitstoot een veel groter effect teweegbrengen dan met de aanpak in het huidige stikstofbeleid.
’En dat verschil is groot, legt Erisman uit. ‘Met het huidige beleid zou je met een halvering van de totale stikstofuitstoot in de landbouw maar eenderde van alle Nature-2000 gebieden voldoende beschermen. Terwijl je met gebiedsgerichte aanpak met dezelfde afname bijna tweemaal zoveel natuurgebied beschermt.’
Effectief beleid
De kaart kan helpen bij het bepalen een maximale ammoniakuitstoot per gebied, gerichte effectieve uitstootvermindering, het opstellen van een beloningssysteem voor uitstootvermindering (hoe meer effect op de stikstofuitstoot, hoe meer beloning), of het opstellen van een effectief opkoopbeleid. Zo’n opkoopbeleid bestaat nu ook al, maar houdt onvoldoende rekening met de verspreiding van stikstof.
‘Als jouw boerenbedrijf binnen tien kilometer van een Natura-2000 gebied staat, en je stoot een bepaalde hoeveelheid stikstof uit, dan kun je je bedrijf laten opkopen. De regering heeft 350 miljoen beschikbaar voor de opkoop van in totaal 100 bedrijven. Met 54.000 bedrijven in Nederland is dat een druppel op de gloeiende plaat. Maar door gericht op te kopen over heel Nederland, kunnen we wellicht wél een verschil maken.’