Het is eindelijk lekker warm zomerweer. De mussen vallen van het dak en de meeste zangvogels doen hun bek niet open. Niet omdat het warm is, maar omdat het broedseizoen voorbij is en er weinig reden meer is om te zingen. Bovendien hebben de vogels energie nodig om te ruien.
Het is alweer een tijd geleden dat je ’s morgens heel vroeg, nog in de ochtendschemer, gewekt kon worden door een daverend koor van zingende vogels. In bossen en tuinen is het nu echt stil geworden. Hier en daar zingt nog een merel of een tjiftjaf, soms wordt de stilte gebroken door groepjes piepende jonge mezen, een paar kwetterende boomklevers en het harde “tsik!” van een grote bonte specht. De grote stilte zet eigenlijk in zodra de langste dag van het jaar is geweest, zo rond 21 juni. Onder invloed van hormonale veranderingen die in gang worden gezet door afnemende daglengte stoppen de vogels met zingen.
Nadat in het voorjaar volop werd gezongen om vrouwtjes aan te trekken en om territoria te markeren, worden de meeste zangvogels al stiller zodra ze gepaard zijn en met broeden beginnen. Nu is het broedseizoen voor de meeste soorten voorbij. Alleen vogels die nog met hun tweede of derde broedsel bezig zijn, zoals merels, zingen af en toe. Er zijn een paar soorten vogels die nog wel redelijk veel zingen; dit zijn vooral moerasvogels. De overvloed aan voedsel in de vorm van insecten maakt dat in moerasgebieden veel soorten langer doorgaan met broeden. Je hoort er nog regelmatig kleine karekieten en snorren zingen. Rond erven, in boomgaarden en in windsingels hoor je nog putters zingen, ook die broeden de hele zomer door.
Sommige vogels die in het voorjaar nog zo opvallend waren met hun uitbundige zang, lijken nu van de aardbodem verdwenen. Vogels als zanglijster, heggenmus en roodborst bijvoorbeeld. Het zijn nu zeer verborgen levende vogels omdat ze moeten ruien. Rui en de voorbereiding op de trek vragen alle aandacht en energie. Want ook de vliegveren worden vervangen en de vogels zijn daarom kwetsbaar; beter om je maar gedekt te houden dus. Zangvogels ruien in de zomer omdat er nu veel voedsel beschikbaar is in de vorm van insecten, zaden en bessen.
Toch is er nu nog steeds af en toe zang te horen. Die is niet altijd eenvoudig aan een soort te plakken en klinkt zachtjes en een beetje rommelig. Deze zang noemen we subsong en is afkomstig van de jonge vogels, die zijn aan het oefenen. Pas in het voorjaar zijn het min of meer volleerde zangers.
Tekst: Ruud van Beusekom, Vogelbescherming Nederland
Bron: natuurbericht.nl