Honderd jaar lang was gebarentaal verboden, want ook dove kinderen moesten leren praten, was de algemene opvatting. Toen het tij keerde in de jaren 80, zijn doven vanuit verschillende regio’s bij elkaar gekomen om de Nederlandse gebarentaal te standaardiseren. Groningen, Amsterdam, Voorburg, Rotterdam en Sint Michielsgestel zijn de taalregio’s vanuit waar afgezanten bij elkaar kwamen om de taal vast te leggen. Zo gebeurde dat ook met vogelnamen. Was er uit geen een regio een vogelnaam bekend, dan werd die ter plekke verzonnen.
Gedrag en uiterlijk
In het Nederlands is een deel van de vogelnamen gebaseerd op het geluid wat ze maken een zogenaamde ornomatopee zoals de koekoek. Maar omdat doven en slechthorende deze geluiden niet of nauwelijks kunnen horen, komt dit in de Nederlandse gebarentaal niet voor. Het gedrag of uiterlijk bepaalt de vogelnaam: de fuut met zijn kraag, een ekster die steelt, of de boomklever die langs de boomstam loopt. Van de koekoek, in het Nederlands een bekende ornomatopee wordt uitgebeeld hoe hij roept.
Bron: het Gebarencentrum