Het vliegend hert (Lucanus cervus) is de grootste Nederlandse kever. Inclusief z’n imposante gewei kan een mannetje wel 9 cm lang worden. Dat gewei zijn z’n kaken, waarmee hij overigens niet bijt of eet. Hij imponeert er vrouwtjes en andere mannetjes mee, net als een echt hert dat doet. Hij vecht er ook mee. En net als bij echte herten heeft het vrouwelijk vliegend hert geen gewei en is ze kleiner; zij ziet er meer uit als een mei- of mestkever. Opmerkelijk genoeg kan het vrouwelijk vliegend hert met haar veel kleinere kaken wel venijnig bijten. Zij gebruikt die kaken om in de bast van bomen te bijten waardoor het sap eruit komt; dat is haar voedsel. Het mannetje slobbert dat sap op; bijten kan hij niet goed door zijn gewei.
Wie ooit een mannelijk vliegend hert tegenkwam, vergeet dat doorgaans niet. De kans daarop is in ons land echter niet groot. Ze vliegen slechts rond van half juni tot eind augustus. Bovendien zijn er maar vijf plekken waar deze grote kever voorkomt: op de Veluwe, en versnipperd langs de grens in het rijk van Nijmegen, Zuid-Limburg, Roermond en Twente. Een andere populatie bereiken is lastig voor de vliegend herten; vrouwtjes vliegen niet meer dan 100 meter; mannetjes enkele honderden meters.
Wegrottende eiken
Wat een vliegend hert nodig heeft om zich voort te planten, is rottend eikenhout, en dan in het bijzonder hout dat wordt aangetast door witrot. Maar oude eiken die langzaam wegrotten zijn een zeldzaamheid geworden in ons land; veelal worden dergelijke bomen opgeruimd. De kevers moeten het nu hebben van boomstompen die blijven staan. Op sommige plekken worden ze geholpen met kunstmatige broedstoven: deels ingegraven stukken eikenhout. Dat doet
Natuurmonumenten
bijvoorbeeld in Noord-Limburg. Dat is ook de locatie waar
bureau Natuurbalans
vliegend herten zendert.
De piepkleine zenders worden met secondelijm op het schild van de kevers geplakt. Door die zenders op een later moment uit te lezen, kan het verspreidingsgebied van het vliegend hert tot in detail in kaart worden gebracht. Dat stelt natuurbeheerders beter in staat passende maatregelen te treffen om deze zeldzame kever te beschermen.