Tussen april en juni migreren elk jaar veel soorten vis, ook de driedoornige stekelbaars, van het zoute water van de Noordzee naar het zoete water van de polders om zich daar voort te planten. Soorten als de glasaal, de driedoornige stekelbaars en zelfs Chinese wolhand krabbetjes zoeken een doorgang naar het zoete water achter de dijken. De paaigebieden zijn meestal relatief ondiepe plekken met zoet stromend en helder water en een geschikte bodem. De vissen zwemmen tijdens de vismigratie daarom vaak tegen de stroom in, net als zalmen. In het najaar trekken de jonge en volwassen vissen van de paaigronden weer terug naar het zoute water van de Noordzee.
Vispassage
Onderweg naar de paaigebieden bevinden zich veel obstakels zoals stuwen, gemalen en sluizen. De afgelopen jaren zijn er gelukkig veel vispassages en vismigratie-rivieren aangelegd om de vismigratie te vergemakkelijken. Door de zoetwater lokstroom vinden de trekkende vissen op natuurlijke wijze de doorgang door de barrière. Zo ook bij het gemaal bij Halfweg waar de driedoornige stekelbaars massaal gebruik van maken. Het hele jaar rond doen stads-ecoloog Martin Melchers en visser Piet Ruijter onderzoek naar de vissen die gebruik maken van de vispassage. Hierbij stuitten ze op bijzondere vondsten zoals afgelopen kerst al 400 migrerende driedoornige stekelbaarzen en een late trek van de kleine glasaal in augustus.
Deze stekelbaars wacht op een vrouwtje om mee te paaien. De mannetjes krijgen in deze tijd van het jaar een rode onderzijde. Bij de driedoornige stekelbaars bouwt het mannetje een tunnelvormig nest van planten. Hij zorgt ook voor de eitjes. Gefilmd door Jos van Zijl.