De rivier de Oude IJssel is nog steeds een belangrijk water. Niet alleen voor de scheepvaart maar ook voor vis. Er wordt veel gedaan om te zorgen dat vissen vrijuit kunnen migreren. Zo zijn er bijvoorbeeld vistrappen aangelegd rondom stuwen. Om te onderzoeken of de vissen hier doorheen komen en waar ze vervolgens paaien, geeft Sportvisserij Nederland enkele vissen een zender.
De Oude IJssel vormt een schakel in de verbinding tussen de Noordzee en Duitsland. Via het IJsselmeer, de Gelderse IJssel en de Oude IJssel, kan vis migreren van zee naar ons buurland om geschikt paaigebied te vinden. Dat is alleszins het idee, maar onderweg komen ze allerlei obstakels tegen. Ook in de Oude IJssel liggen meerdere stuwen. Over de jaren zijn daarom vistrappen aangelegd die de vis zouden moeten helpen om stroomopwaarts te komen.
We horen vaak over vistrappen. Veel mensen denken dan ook dat met het plaatsen van een vistrap de problemen met vismigratie verholpen zijn. Maar het maken en inrichten van zo’n vistrap is echt maatwerk. De vissen moeten de ingang kunnen vinden, er moet voldoende lokstroom zijn, de vissen moeten er gemakkelijk door kunnen en ga zo maar door.
Daarnaast kost het vissen ook energie om in een korte afstand een groot verval te overbruggen, want het water stroomt vaak snel. Je wilt dus niet te veel vistrappen achter elkaar hebben. Na de aanleg kan een vistrap ook weer binnen de twee maanden dichtslibben. Kortom, het is belangrijk om de effectiviteit en vispasseerbaarheid van vispassages te meten.
Door vissen van een zender te voorzien en ontvangers te plaatsen langs heel de Oude IJssel, kunnen we zien hoe gemakkelijk vissen de passage vinden en of ze er goed doorheen komen. Alle vispassages zijn anders. Je hebt er heel natuurlijk ogende die er meer uitzien als een kleine nevengeul, enorme uit steen opgebouwde en vispassages die uit verschillende compartimenten bestaan. Dankzij dit onderzoek weten we welke passages werken en wat de zwakke schakels zijn in een rivier als de Oude IJssel.
Er wordt specifiek gekeken naar vier soorten vis: rivierprik, winde, roofblei en meerval. De rivierprik is een bijzondere soort die trekt waarvan ze weten dat hij kritisch is wat betreft vispassage. Als deze soort erdoor komt, lukt het veel andere soorten ook. Ook de winde en de roofblei zijn trekvissen die de Oude IJssel gebruiken om op hun paaigronden te komen.
De winde is een soort die bekend staat om zijn migratie en kan dan ook jaarrond grote afstanden afleggen. De roofblei is een relatief nieuwe soort in Nederland waar we nog niet veel vanaf weten. Het lijkt erop dat hij qua leefstijl op de winde lijkt, ze vertonen gelijkend trekgedrag en paaien op dezelfde plek rond dezelfde tijd. Een buitenbeentje is de meerval. Deze vis trekt minder en blijf een langere tijd op dezelfde plekken blijft hangen. Op sommige plekken zie je ze ook juist bij vispassages op de loer liggen, wachtende op andere voorbijtrekkende vis. Door deze vier soorten te volgen, hopen de onderzoekers een volledig beeld te kunnen krijgen van het trekgedrag in de Oude IJssel.
Thema's:
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.