© fotograaf: Henny Radstaak
Klimaat en landschap veranderen voortdurend, en dieren komen en gaan. Wat hoor je precies als je rondloopt in de ijstijd, wanneer er mammoeten en leeuwen rondstruinen? Hoe klinkt een middeleeuws bos, waar de laatste beren hun best doen de opkomende mens te overleven? Welke natuurgeluiden zijn de afgelopen 100.000 jaar verdwenen, en welke zijn erbij gekomen? In de Vroege Vogels-podcast 'Zo klonk Nederland' maken we een tijdreis door de Nederlandse natuur. In aflevering 5 horen we hoe het veen zich uitbreidt in ons land én hoe de Romeinen het Nederlandse landschap veranderen.
We beginnen 4.000 jaar geleden. De oorspronkelijke jagers-verzamelaars hebben zich gemengd met de vrij recent gearriveerde boeren. Iedereen is nu boer. Vooral de relatief hoge en droge oostelijke helft van ons land wordt bewoond. Her en der worden loofbossen gekapt om plek te maken voor boerderijen, akkers en weiden. In het westen wordt steeds natter. Dat komt onder andere door de nog steeds stijgende zeespiegel. Die stuwt het grondwater omhoog. Hierdoor ontstaan uitgestrekte veengebieden, waar de mens weinig te zoeken heeft, maar waar het een paradijs is voor vogels als kraanvogels, watersnippen en korhoenders. Het veengebied blijft zich uitbreiden, totdat zo'n 2,5 duizend jaar geleden meer dan de helft van ons land onder een laag van veen ligt.
En dan marcheren er zo’n 2000 jaar geleden goed getrainde beroepssoldaten het zuiden van ons land binnen: Romeinen. Zij zorgen voor een flinke verandering van ons landschap. Ze graven kanalen, leggen dammen aan, maken wegen en stampen de eerste steden uit de grond. Ze wonen vooral in het rivierengebied in het midden van ons land.
Kraanvogels
© foto: Rob Buiter
Maar hoe weten we eigenlijk hoe het landschap er duizenden jaren geleden uitzag? Zogeheten pingo-ruïnes spelen daarbij een belangrijke rol. In de laatste ijstijd was de grond permanent bevroren. Op plekken waar het grondwater omhoog komt, ontstaan ijsheuvels, ook wel pingos genoemd. Toen het warmer werd smolten deze ijsheuvels en bleven diepe meren achter: pingo-ruïnes.
Vervolgens vulden deze zich in duizenden jaren met zand, dode planten en stuifmeel. Op die manier ontstond een archief van het landschap. Stuifmeel is namelijk toe te schrijven aan een bepaalde plantensoort, en de laagjes kun je dateren. Geoloog Wim Hoek doet onderzoek naar pingo-ruïnes, waaronder waarschijnlijk de diepste ter wereld. Hij vertelt over zijn onderzoek in de studio.
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.