Het Uddelermeer op de Veluwe, tussen Garderen en Uddel, heeft een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Het meer, zo'n 300 bij 150 meter groot, is een pingoruïne. Een overblijfsel van een soort ijsvulkaan.
Zo'n 20.000 tot 15.000 jaar geleden ontstond er door opstuwend kwelwater in de bevroren ondergrond een ijslens. Die ijslens drukte de boven gelegen grond naar boven en er ontstond een heuvel, de pingo. Na het smelten van het ijs stortte de pingo weer in, en nu ligt daar een 17 meter diep meer.
Pingoruïnes zijn een bron van geologisch onderzoek: het sediment op de bodem wordt gebruikt als een ononderbroken geologisch archief van het klimaat vanaf de laatste ijstijd tot heden. Veel pingoruïnes worden na het afsmelten van het ijs langzaam opgevuld met veen. Dit opvullen kan vele duizenden jaren in beslag nemen. Doordat in het water in pingoruïnes veel pollen en zaden van planten terecht komen, wordt in het veen informatie opgeslagen over de vegetatie. Deze informatie kan gebruikt worden om het klimaat dat tijdens de opvulling heerste te reconstrueren. Om deze reden zijn pingoruïnes bij Quartairgeologen erg in trek als klimaatarchieven.