Het is misschien niet de eerste vogel waar je aan denkt bij het woord trekvogel, maar toch is de kleine mantelmeeuw een op en top langeafstandsvlieger. De zilvermeeuw, die in diverse opzichten behoorlijk op de kleine mantel lijkt, blijft wél in de winter in Nederland. Waarom de een trekt en de ander niet is zelfs voor Kees Camphuysen, onderzoeker aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel en 'doctor in de meeuwen', nog een vraag.
Pragmatische meeuwen
Voor een deel is de keus 'trekken-of-niet-trekken' een pragmatische, denkt Camphuysen. 'Zowel de zilvermeeuw als de kleine mantelmeeuw zijn relatieve nieuwkomers in ons deel van de wereld. De zilvermeeuw is iets eerder overgestoken vanuit Noord-Amerika dan de kleine mantel, maar op enig moment moet de mantel hebben ontdekt dat het voor hem toch wat schraal werd in de Noordwest-Europese winter. Die heeft dus de keus gemaakt om naar zuidelijk Europa en zelfs naar West-Afrika te vliegen. Inmiddels is er voor deze soort ook in de winter wel genoeg te halen in onze regionen, dus het zou best kunnen dat ook de kleine mantels op een gegeven moment standvogels worden.'
Ontmoeting in de branding
Eind maart en begin april zie je op verschillende plaatsen langs de kust grote groepen meeuwen aan de branding staan. 'Dat zijn meeuwen die elkaar weer opzoeken na de winter. Partners die de hele winter van elkaar gescheiden zijn geweest zoeken elkaar op deze plekken weer op, om vervolgens richting de kolonies te verhuizen.'