De eerste twee, drie jaar van zijn leven zit de meikever diep in de grond en heet hij engerling. Eenmaal getransformeerd tot kever wacht hij op lekker voorjaarsweer en gaat dan de hort op. Op zoek naar bij voorkeur een heerlijk vers eikenblaadje.
Het is mei, dus de tijd van de gewone meikever. In deze periode van het jaar zijn soms massale vluchten van dit insect te zien. Onder normale omstandigheden is mei de topmaand voor deze soort. Zo luidt een Brabants spreekwoord:
“Ne meikever in april, is ne zot die niet weet wat hij wil”.
Meikever als engerling
De meikever overwintert de eerste levensjaren als larve ofwel engerling en voedt zich met wortels van allerlei planten zoals gras, maar ook heesters en sierplanten. In de winter kruipt de engerling dieper de grond in. De larve verpopt in de bodem, in een soort popkamer. Vijf tot zes weken na de verpopping komt de pop uit in de herfst, maar dan is het voor de kevers nog te koud. Ze blijven in hun popkamer tot in de lentemaanden van het volgend jaar.
De twee waaiervormige antennes van de meikever vallen op door hun oranje kleur, ze bevatten vele zintuiglijke cellen. Hierdoor kan de kever geuren waarnemen en zo voedsel en een partner opsporen. Op het eerste gezicht lijkt de antenne op het einde verdikt maar bij nadere bestudering bestaat het uit een soort waaier van langwerpige, ovale lobben die sterk zijn afgeplat.
De meikever rust overdag op takken in bomen en pas in de schermer worden ze actief. De meikever heeft net als alle kevers vier vleugels waarmee gevlogen kan worden. Bij het vliegen worden de dekschilden opgetild en de achtervleugels uitgevouwen. Meikevers vliegen op geur daarom worden in de vlucht de lamellen van hun antennes uitgezet zodat het oppervlak sterk vergroot wordt.
Er bestaat trouwens ook een junikever. Ook een bladsprietkever, dat heel erg lijkt op de meikever, maar zijn piek in – de naam zegt het al – in juni heeft. En ja, er is zelfs een julikever, al ziet dit insect er dan weer heel anders uit.