Wie met Theo Spek gaat lopen maakt niet alleen een wandeling door de omgeving, maar ook door het verleden. Als hoogleraar landschapsgeschiedenis ziet hij in heuvels stuwwallen van een oude gletsjertong en in kustkliffen het ontstaan van de Zuiderzee. De wandeling gaat door Gaasterland.
Binnen deelgebied De Zuidwesthoek zijn de zandgronden van Gaasterland het oudst. Zij zijn ontstaan tijdens de twee laatste ijstijden, Tijdens het Saalien (die tot plm 130.000 jaar geleden duurde) breidden ijskappen vanuit Scandinavië zich uit over een groot deel van Nederland. Gletsjers schuurden als bulldozers brede, diepe dalen uit, zoals het gebied waar nu de meren Heegermeer, Fluessen en Morra liggen. Bij Gaasterland stuwde de ijskap zand, leem en keien op tot hoge bulten van keileem. De hoogten van Koudum, Warns en het grootste deel van Gaasterland zijn zulke heuvels. Waar later de zee in het zuiden de keileemhoogten bereikte, ontstonden kliffen. Het 10 m hoge Roode Klif ligt op zo’n steile keileemhelling.
Tijdens de laatste ijstijd (het Weichselien) brak een warmere periode aan. De zeespiegel steeg en in Friesland werd zeeklei afgezet. Daarna werd door de wind overal dekzand afgezet, die heden ten dage nog aan de oppervlakte treedt in de Friese Wouden. Een smalle dekzandzone loopt bovendien van Langweer naar Heeg, Oudega (W.) en Sandfirden. Tenslotte ontstonden aan het einde van het Weichselien dobben of pingoruïnes, in Gaasterland onder meer ten noordwesten van Wijckel.
Na de ijstijden begon met het Holoceen (vanaf plm 10.000 jaar geleden) een veel warmer en vochtiger tijdperk. In het noorden en westen van deelgebied De Zuidwesthoek werd zeeklei afgezet en ontstond een kwelderlandschap.