Habitattype: Open grasland met Buntgras en Struisgrassoorten op landduinen
Atlantische woestijnen worden ze genoemd, een naam die ze alle eer aandoen. Wie zich ooit een weg geploeterd heeft over de Loonse en Drunense Duinen in Brabant of over het Kootwijkerzand op de Veluwe, weet wat bedoeld wordt: stuifzanden.
Over het ontstaan ervan zijn de meningen verdeeld. Zeker is echter dat overbeweiding en aanleg van akkertjes op de voedselarme zandgronden sterk heeft bijgedragen aan de totstandkoming en de uitbreiding ervan. Stuifzanden worden gekenmerkt door een uitzonderlijke armoede aan voedingsstoffen en een bijzonder gering vermogen om vocht vast te houden. Toegevoegd aan de hoge temperaturen die overdag bereikt kunnen worden, leidt dit tot kurkdroge situaties, die vragen om bijzondere aanpassingen van de hier voorkomende planten en dieren.
Temperatuurverschillen van meer dan 50 graden tussen dag en nacht zijn in dit milieu bepaald geen uitzondering. Binnen de natuurbescherming denkt men nu anders over stuifzanden dan vroeger. In het verleden werden ze veelal negatief beoordeeld, omdat ze niet natuurlijk zijn en het gevolg van vernietiging van de vegetatie door overexploitatie; men zou ze juist moeten laten verdwijnen. Tegenwoordig wordt grote waarde gehecht aan de zo typisch Nederlandse stuifzanden, die het leefgebied vormen van talrijke korstmossen en een aantal specifieke insecten en vogels. Ook de internationale verantwoordelijkheid van Nederland voor stuifzanden is groot: naar schatting ligt meer dan 90 % van de totale oppervlakte zandverstuivingen van Noordwest-Europa binnen ons land. Behalve aan hun landschappelijke charme ontlenen de stuifzanden ook grote betekenis aan het voorkomen van bijzondere planten en dieren. Dit betreft onder meer vogelsoorten als de Tapuit, insecten als de Blauwvleugelsprinkhaan en diverse soorten korstmossen.
Beschrijving
Het Kootwijkerzand behoort tot de eerste gebieden die Staatsbosbeheer bij oprichting in 1899 in beheer kreeg. De Nederlandse overheid kocht hier woeste grond die werd beplant met grove dennen. Gelukkig bleef een deel van de zandverstuiving gespaard: het huidige Kootwijkerzand. Het hart van de boswachterij is een samenzwering van zand en wind. In deze verdwaalde woestijn waan je je de eerste bezoeker ooit. Reeën en edelherten in de avondschemering. Sporen van het geheime leven van de nachtdieren. Bos en brede lanen met oude beuken. De heide bij Stroe is al eeuwen onveranderd. Kilometers ver kijken. Een schaapskudde aan de horizon bij Hoog Buurlo. De Veluwe zoals de Veluwe er vroeger ook uitgezien moet hebben. Her en der in de zandverstuiving staan vliegdennen. Zij kregen hun grillige vormen door de voortdurend geseling door wind en zand. Aan de sporen in het zand kun je aflezen dat hier edelherten, wilde zwijnen, reeën, vossen en dassen leven.