In de omgeving van Ommen, bij de Overijsselse Vecht komt de zeer zeldzame, ernstig bedreigde stronkmier voor. Van deze soort waren vroeger nog enkele nesten bekend uit de Noord-Veluwe, Bergen (NH) en andere plekken in Overijssel. Maar Ommen is nu nog de énige plek in Nederland waar deze stronkmier, een rode bosmiersoort, voorkomt.
Nesten op stronkjes
Entomoloog Jinze Noordijk van EIS Kenniscentrum Insecten zoekt in de bossen naar stronkjes op open plekken met heide en grassen begroeid terrein. Daar bevinden zich de nesten die de stronkmier bouwt. Dit zijn niet zulke mooie koepels als de andere rode bosmiersoorten. Mede hierdoor kan de nesttemperatuur minder hoog worden gehouden, waardoor de ontwikkeling van het broed minder snel verloopt.
De stronkmier (Formica truncorum) is te herkennen is aan het rode lichaam waarvan alleen het achterlichaam donker is. Rode bosmieren, en dus ook de stronkmier, zijn sterk afhankelijk van bladluizen, die voorkomen op inheemse soorten als grove den, eik en berk. Ze likken het zoete honingdauw van de bladluizen op, en nemen het mee naar hun nest.
Stronkmier alleen in het Vechtdal
Waarom de stronkmier nu alleen maar in het Vechtdal voorkomt is een raadsel. Is het een overblijfsel (relictpopulatie) van een historische tijd dat de stronkmier veel meer voorkwam? Heeft een vliegende koningin een lange afstand afgelegd en de omgeving van Ommen bereikt? Of is ze heel misschien uitgezet door boswachters omdat alle soorten rode bosmier erg handig zijn bij het bestrijden van insectenplagen. Het is onbekend waarom er alleen nesten bij Ommen zijn en helaas lijken de aantallen hier ook wel af te nemen.
De afname is te verklaren doordat sommige open plekken dichtgroeien met struiken. Bovendien zijn veel bossen weinig natuurlijk met allerlei bomen van dezelfde leeftijd. De koepelnesten zijn bovendien erg gevoelig voor houtoogst, plaggen en maaien. Om te voorkomen dat de soort verdwijnt is er een soortenbeschermingsplan opgezet.
Vroege Vogels in het Vechtdal: vrijdag 25 september 2020 om 19.50u op NPO2