Gierzwaluwen, slechtvalken, ratten, muizen, bijen en vlinders laten zich in de stad met regelmaat zien. Maar het kan nog beter, volgens stadsecoloog Niels de Zwarte zijn er nog tal van mogelijkheden om de stad en de natuur goed met elkaar te verbinden.
Boek
Samen met twee architecten Jacques Vink en Piet Vollaard schreef Niels de Zwarte het boek : Stadsnatuur maken. een boek over de interactie tussen de ontwerpers van de stad en de natuur die zich daarin ontwikkelt. In de stad vinden diverse dier- en plantensoorten inmiddels een beter leefgebied dan in het omliggende buitengebied. Ontwerpers zoals architecten en planologen zouden dus ook aandacht moeten besteden aan de natuur die in de stad te vinden is.
Natuurinclusief ontwerpen is een pionierspraktijk, en pas recent onderdeel van de stadsplanning. Maar een belangrijke ontwikkeling, want het behoud van de natuur in de stad is van groot belang, zowel voor dier als voor de mens.
Je zou het niet verwachten maar steden zijn rijker aan soorten dan het platteland. Steden zijn meer gevarieerd dan bijvoorbeeld een weiland en ze zijn een paar graden warmer. Het warme klimaat en gevarieerde landschap stimuleren vooral de groei van planten maar ook van tal van dieren.
Een kwart van de Nederlandse soorten woont in de stad. Een stad als Amsterdam telt bijvoorbeeld honderden soorten planten en dieren en Rotterdam telt nu zo’n 10.000 soorten. Onder hen 1000 nachtvlinders, 1000 planten, 300 vogels, 50 zoogdieren en de rest zit onzichtbaar in de bodem en het water. In elke grote stad komen ruwweg wel dezelfde soorten voor.