© Marnella Verschoor
Jonge, onervaren spreeuwen vinden zelfstandig de weg naar hun overwinteringsgebied. De vogels zijn jaarrond zeer sociaal, maar dat betekent niet dat ze de trekroute afkijken. Door een klassiek verplaatsingsexperiment opnieuw te bekijken en uit te breiden met nieuwe gegevens wist een team van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en het Zwitsers Ornithologisch Instituut (Vogelwarte) een langlopende discussie na vele jaren op te lossen.
Dat is een vraag die mensen al heel lang intrigeert. Bioloog Albert Perdeck wilde daar het antwoord op vinden, toen hij in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw duizenden spreeuwen vanuit Den Haag per vliegtuig naar Zwitserland en Spanje stuurde. Het werd een beroemd onderzoek over de oriëntatie tijdens de vogeltrek. Perdeck werkte als hoofd van het Vogeltrekstation, bij de voorloper IOO van het huidige onderzoeksinstituut NIOO. Zeventig jaar later hebben collega-onderzoekers zijn onderzoeksresultaten bevestigd en verrijkt, om een langlopende wetenschappelijke discussie op te lossen.
De vogels waren individueel herkenbaar via een licht metalen ringetje om de poot met een unieke code – een methode die het Vogeltrekstation nog steeds gebruikt. Terugmeldingen van deze ringen lieten zien dat jonge en volwassen vogels verschillende strategieën gebruiken om tijdens de herfsttrek hun overwinteringsgebieden in Engeland en Frankrijk te bereiken. “Volwassen spreeuwen waren zich bewust van de verplaatsing en pasten hun trekrichting aan om alsnog de normale gebieden te bereiken,” vertelt onderzoeker Morrison Pot van het NIOO. “Maar jonge spreeuwen vlogen door richting het zuidwesten – de richting die ze vanuit Nederland hadden genomen – en bereikten daardoor verkeerde bestemmingen in Zuid-Frankrijk en Spanje.”
Experts zijn de afgelopen decennia verdeeld geweest over de uitleg van Perdecks resultaten. Pot: “Spreeuwen zijn jaarrond zeer sociale dieren en de verplaatste jonge spreeuwen konden zich net zo goed bij een groep lokale soortgenoten hebben aangesloten, vond een deel van de deskundigen.” De spreeuwen zouden dan dus meegevlogen zijn naar de overwinteringsgebieden van hun nieuwe vrienden. “In dat geval zou de trekroute voor een belangrijk deel geleerd in plaats van aangeboren zijn.” Een groot verschil.
Het team onderzoekers heeft de historische gegevens van Perdecks verplaatsingsexperimenten opgezocht in de archieven van het Vogeltrekstation en de trekrichtingen vergeleken met die van lokale Zwitserse en Spaanse spreeuwen. “Die laatste gegevens waren niet beschikbaar tijdens het originele onderzoek van Perdeck.”
Door de historische dataset opnieuw te analyseren kon het team aantonen dat de trekrichting van lokale en verplaatste spreeuwen verschillend was. Geen ‘meevliegers’ of ‘copycats’ dus. De alternatieve uitleg van Perdecks resultaten is daarmee ontkracht. Zoals trekvogelonderzoeker Pot het uitlegt: “Spreeuwen reizen dus zelfstandig en lijken hun beslissingen niet te laten overrulen door wat soortgenoten doen.” De collega’s van de Zwitserse Vogelwarte ontdekten pas ook dat spreeuwen ’s nachts trekken. Dat strookt met de bevindingen uit het onderzoek van 70 jaar geleden.
“In een tijd waarin de wereld voor trekvogels door klimaatopwarming en intensiveringen in landgebruik snel verandert, is het van belang of trekgedrag voor een groot deel is aangeleerd of aangeboren,” stelt hoofdonderzoeker en hoofd Vogeltrekstation Henk van der Jeugd. Als iets aangeboren is, verander je het minder makkelijk. “Hoewel de spreeuw zich door zijn algemene voorkomen in de menselijke omgeving snel lijkt aan te passen aan nieuwe omstandigheden, is dit voor zijn trekgedrag waarschijnlijk niet het geval.”
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.