Een heel bijzonder geluid dat maar heel weinigen zullen herkennen, is het geluid dat rupsen maken, in het bijzonder wanneer ze belaagd worden door mieren. Er is wereldwijd ook maar een handjevol mensen dat onderzoek doet naar dat geluid. Eén van hen is Nico Elfferich, die al meer dan 50 jaar bezig is met het registreren van door rupsen van blauwtjes voortgebrachte trillingen. Niemand had dit goed.
Beluister het natuurgeluid
Een heel bijzonder geluid dat maar heel weinigen zullen herkennen, is het geluid dat rupsen maken, in het bijzonder wanneer ze belaagd worden door mieren. Er is wereldwijd ook maar een handjevol mensen dat onderzoek doet naar dat geluid. Eén van hen is Nico Elfferich, die al meer dan 50 jaar bezig is met het registreren van door rupsen van blauwtjes voortgebrachte trillingen.
Nico Elfferich vertelt zelf over zijn onderzoek:
In 1913 ontdekte Prell hoe de geluiden geproduceerd werden. Tussen de achterlijfsringen bevinden zich doorntjes en een wrijfplaat. Als deze tegen elkaar wrijven ontstaat er een heel zacht geluid. Toen het mogelijk werd om de signalen via bandrecorders vast te leggen kregen we er meer vat op. In Amerika deed Downey een uitgebreid onderzoek en we wisselden banden uit. Hij deed ook frequentiemetingen en stuurde fraaie oscilogrammen over. Het vastleggen van die zwakke signalen was niet eenvoudig en er waren vele mislukkingen. Soms was de achtergrondruis sterker dan het popsignaal, maar door veel experimenteren werden vele signalen vastgelegd. Toen Bink bezig was met zijn prachtige boek (Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa) stuurde hij heel wat popjes over om er geluidopnamen van te maken. In een paar jaar hadden we flink wat geluidsregistraties en de kopieën gingen ook naar Amerika. Bovendien werden daar ook foto’s met behulp van een electronenmicroscoop van de geluidorgaantjes gemaakt.
In 1991 publiceerde De Vries een onderzoek naar de myrmecofilie van Riodinidae. Evenals onze blauwtjes vinden we rupsen van deze verwante familie vaak samen met mieren. Hij ontdekte kleine uitsteekseltjes die over het kopschild van de rups bewogen. Met een gevoelige contactmicrofoon ontdekte hij dat de rupsen met die tentakeltjes een vibratiesignaal produceerden. Hij bracht dit in verband met de myrmecofiele levenswijze van de rupsen. Dus probeerde hij ook eens een blauwtjesrups. Inderdaad: hier was ook een signaal. Dadelijk werden door Schurian (1991) en mij apparaten in elkaar geknutseld om ook deze onhoorbare signalen te registreren. De vraag rees of andere rupsen ook onhoorbare signalen produceren. Dus werden er behalve blauwtjesrupsen ook heel veel andere rupsen getest. Zowat iedere rups die ik maar kon vinden, moest op het apparaat, maar alleen de blauwtjes gaven signalen af. De vraag is: hoe doen ze dat? In enkele laboratoria en ook bij mij zijn rupsen anatomisch ontleed, maar niemand heeft een vibratieproducerend orgaan kunnen ontdekken. De theorie is nu, dat we moeten aannemen dat de vibraties veroorzaakt worden door spieren, die aan weerskanten van het hart, het ruggenvat liggen. Bij heel sterk vergrote video-opnamen is inderdaad een trilling aan de rugzijde te zien. Nu is ook te verklaren waarom poppen wel een hoorbaar signaal afgeven. Immers dezelfde spieren brengen nu de geluidsorgaantjes in beweging. Met veel geduld en veel mislukkingen heb ik de vibraties kunnen registreren tijdens de vervelling en de verpopping van de rupsen.
Dan rijst de vraag: wat betekenen die signalen? Het mag duidelijk zijn dat ze iets met de myrmecofilie te maken hebben. Immers de Riodinidae geven ook vergelijkbare signalen af, hoewel ze heel anders geproduceerd worden. Ook de mierenorganen zijn anders. Proeven toonden aan dat mieren behalve met geurstoffen ook communiceren met trillingen op het substraat waarop ze lopen. Ze moeten dus de rupsensignalen ook waar kunnen nemen.
Dan is er nog een fenomeen: van sommige soorten uitkomende vlinders kon ik aantonen dat er een agressieremmend feromoon wordt afgescheiden. Vooral soorten die zich vlakbij of in mierennesten verpoppen, zoals het heideblauwtje, worden na het uitkomen niet aangevallen. Tijdens het strekken van de vleugels lopen de mieren gewoon over de vleugels. Na ongeveer een half uur is de werking van dat feromoon verdwenen en worden de mieren agressief, maar dan vliegt de vlinder weg. Lang niet alle Lycaenidae geven zo’n feromoon af. Kleine pages bijvoorbeeld worden onmiddellijk door mieren aangevallen. Ook bij sommige mieren werkt het feromoon niet. Knoopmieren (Myrmica’s) vallen iedere zich ontpoppende vlinder aan. De mierenblauwtjes (Maculinea’s) moeten zich snel uit de voeten maken als ze uitkomen.
Al met al is het een uiterst boeiende materie, maar er valt nog veel te onderzoeken. Alle soorten die ik onderzocht heb blijken te vibreren, dus de vuurvlindertjes, de kleine pages en de blauwtjes.