Brabants mag dan wel een dialect zijn en geen officiële taal, het is toch meer dan woorden uitspreken met een zachte 'g'. Jos Swanenberg, professor taal en cultuur legt uit waar die namen vandaan komen. Probeer ook de quiz met Brabantse vogelnamen maar eens! In het geluidsfragment hieronder hoor je hoe de namen worden uitgesproken. (spoiler alert! Hieronder worden een paar van de namen al uitgelegd ;-)
Een Brabantse naam die in meer streken voorkomt is 'gèitenmelker', voor de nachtzwaluw. Sterker nog: Linnaeus gebruikte die naam in feite in 1758 ook al, toen hij de nachtzwaluw zijn wetenschappelijke naam gaf. Caprimulgus betekent letterlijk: geitenmelker. Waarschijnlijk verwijst de naam naar het gedrag van de vogel om 's nachts motjes te vangen in stallen; al is de nachtzwaluw nu zo schaars dat je hem niet meer zo snel in een stal zult zien.
Behalve een beschrijving van het gedrag, zijn sommige namen ook een beschrijving van de zang, al is de naam 'zoetelief meer een poëtische omschrijving dan een echte onomatopee voor het liedje van de boomleeuwerik.
Sommige Brabantse namen verwijzen ook naar de oude liefhebberij om eieren te zoeken. Zo is de blauwlegger Brabants voor heggenmus, vanwege de blauwe eitjes en heet de geelgors bloedschrijverke, vanwege de rode krulletjes op het ei.
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.