Je zult maar oog in oog staan met een schorpioen. Dat overkwam Willem Perquin, biologiedocent aan het Oostvaarderscollege in Almere. Om zijn leerlingen enthousiast te maken voor het vak biologie had hij een paar scheppen strooisellaag meegenomen om onder de microscoop te bekijken.
Tot ieders verrassing dook daar een piepkleine schorpioen op van amper 2 millimeter: de bastaardschorpioen. Hij is geen familie van de schorpioen want hij mist de giftige staart. Deze bastaard is verwant aan spinnen, mijten en hooiwagens, maar hij is wel degelijk giftig. Hij doorboort z’n prooi – meestal mijten en spingstaarten - met de tot grote scharen uitgegroeide klauwen en spuit het verlammende gif in het slachtoffer. De pseudoschorpioen leeft in de strooisellaag van bossen.
Volgens Jeroen Hoffer die het in kaart brengen van ongewervelde dieren in europees verband coordineert, komen de pseudoschorpioenen ook voor in de buurt van warmbloedige dieren als vleermuizen en mollen. Hier doen ze zich te goed doen aan het ongedierte dat in hun vacht rondkruipt. Als ze zich over grotere afstanden willen verplaatsen liften ze mee met vliegende insecten. Als je geluk hebt zie je ze soms aan de poten bungelen.