Vissen hebben kieuwen en zoogdieren hebben longen. Klinkt logisch, maar bij slakken is dat allemaal niet zo vanzelfsprekend. Veel slakken die in zee leven hebben kieuwen maar slakken die op land leven hebben een long. Onhandig genoeg hebben veel zoetwaterslakken ook een long in plaats van kieuwen, zoals de gewone poelslak.
De poelslak leeft in vijvers, sloten en vennen waar hij onderwater zoekt naar voedsel zoals rottende planten en kleine diertjes. Regelmatig moet deze longslak naar boven om adem te halen. Er ontstaat dan een 'gaatje' in z'n lijf, dat is de opening naar de long waar verse lucht in kan stromen. Dit gat kan de vorm van een buisje aannemen. Zo heeft de slak een snorkel waarbij hij kan ademen zonder boven te hoeven komen.
Zodra er gevaar dreigt aan de oppervlakte, laat de slak zich onmiddellijk naar de bodem vallen. Als het nodig is kan hij dan ook zuurstof aan het water onttrekken via z’n huid. Door niet te bewegen verbruikt hij amper zuurstof en kan hij het even uithouden tot de kust weer veilig is.
Meestal zie je poelslakken waterplanten eten, maar je kunt ze ook heel mooi ondersteboven aan het wateroppervlak zien. 'Ze kunnen met een mooi zichtbaar gangetje, op de kop, de verse algen die zich aan de oppervlakte van het water bevinden afgrazen', zo schrijft fotograaf JohanHol bij de foto hieronder. Handig, want dan kunnen ze ook meteen ademen.