Pingo’s. Heuveltjes die ontstonden in de ijstijd, 115.000 tot 10.000 jaar geleden, toen er in Nederland een toendraklimaat heerste. Drenthe telt naar alle waarschijnlijkheid wel 2500 pingoruïnes. Welk vennetje nou wel of geen pingoruïne is, dat vereist veel uitzoekwerk. Anja Verbers van Landschapsbeheer Drenthe probeert alle pingoruïnes in haar provincie in kaart te brengen. Daarvoor heeft ze ook hulp van het publiek nodig.
IJstijd
In die ijstijd, Weichselien genoemd, was het zo koud dat de bodem permanent bevroren was, tenminste tot twintig meter diep. Het grondwater onder de bevroren ondergrond stond vanwege de diepte erg onder druk. Daarom zocht het grondwater zich een weg naar boven door scheuren in de bevroren bodem, maar door het contact met de bevroren grond veranderde het water in ijs. Er ontstond een zogenaamde ijslens, die steeds groter werd door de nieuwe aanvoer van grondwater. De ijslens duwde zich een weg naar het aardoppervlak, en duwde zo de grond omhoog. Deze "groeibeweging" heeft ook voor de naam pingo gezorgd, ‘heuvel die groeit’ in de taal van de Inuit.
Groeiende heuvel
Aan het einde van de ijstijd begon het ijs te smelten. Hierdoor stortte de pingo weer in. Wat overblijft van de pingo is een cirkelvormige krater of meer die pingoruïne wordt genoemd. Veel pingoruïnes worden na het afsmelten van het ijs langzaam opgevuld met veen. Dit opvullen kan vele duizenden jaren in beslag nemen.
Met het stijgen van de temperatuur na de ijstijd werd ijs weer water. Zo was Drenthe bezaaid met watertjes, met daaromheen een dijkje in de vorm van een ring. Geheel gemaakt door de natuur.
Pingoruïnes in Drenthe.
Herkennen
Een pingoruïne is in de meeste gevallen te herkennen aan de ronde vorm en de verhogingen om het watertje heen. Maar ook andere factoren spelen een rol. Met handboren wordt er bodemonderzoek verricht en wordt er gekeken naar de diepte en dikte van het veen. Het veen is opgebouwd uit diverse lagen : de bovenste laag is zwart veen hier komt zuurstof bij, waardoor het langzaam vergaat. Rood-bruin veen zit iets dieper. Dat is het originele veen, dat vroeger werd gebruikt voor turf. Nog dieper zit vervolgens de peelozanden, witte zanden met glimmertjes erin. Deze peelozanden dateren van drie ijstijden geleden, dus uit de tijd van de pingo’s. De aanwezigheid van deze peelozanden is dus het bewijs van de aanwezigheid van een pingoruïne.