Wat moeten we met jonge zeehonden die – ogenschijnlijk – eenzaam en alleen op het strand liggen? Het is één van die ‘natuurkwesties’ waar al járenlang over wordt gediscussieerd. Een groeiend aantal zeehondencentra vangt de dieren op, terwijl biologen stellen dat dit vaak niet nodig, en zelfs onwenselijk is.
Deze maand zal een internationale commissie van deskundigen een advies uitbrengen over de toekomst van de zeehondenopvang. In de aanloop daar naartoe becijferde onderzoekster Sophie Brasseur van Wageningen Marine Research alvast hoevéél zeehonden er nu in de opvang terecht komen. En dat blijkt niet misselijk. Rob Buiter praat met de onderzoekster.
Meer dan de helft in de opvang
Tussen 1990 en 2016 belandde in veel jaren meer dan de helft van het aantal geboren zeehonden in een opvangcentrum. In het piekjaar 2011 belandden zelfs nagenoeg alle (!) jongen van de grijze zeehonden in de opvang.
Brasseur keek ook naar de meldingen van dode zeehonden. Die bleken niet samen te lopen met de locaties waar de meeste jongen werden opgepikt. Daaruit zou de conclusie getrokken kunnen worden dat er geen direct verband is tussen de opvang van de dieren en de gezondheidsproblemen waar ze mee te kampen zouden kunnen hebben.
Terughoudendheid geboden
Na een eerder advies van deskundigen over de zeehondenopvang stelde de overheid dat er ‘terughoudend’ opgevangen zou moeten worden. Wanneer er meer dan 5% van de populatie in de opvang zou belanden zouden er maatregelen moeten worden genomen, liefst door de opvangcentra zelf. De cijfers uit dit onderzoeksrapport laten zien dat er van die zelfregulatie niet veel terecht is gekomen.