Kanoeten, of kanoetstrandlopers, zijn arctische trekvogels, net als brandganzen en drieteenstrandlopers. Ze trekken vanuit hun zomerbroedgebied in het Noordpoolgebied via onze Waddenzee naar hun overwinteringsgebied in de West-Afrikaanse tropen. Onderzoek uitgevoerd door het
Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ)
laat zien dat de gevolgen van een opwarmende toendra in het Noordpoolgebied een flinke aanslag pleegt op de kuikens van de kanoet. Door de opwarming komt de insectenpiek veel vroeger in het seizoen, zo vroeg dat de kanoeten hem mislopen. Er ontstaat dus een voedselgebrek waardoor de kuikens niet goed groeien of zelfs sterven.
Korte snavels
Het krimpen van de vogellichamen door de warmte is een steeds bekender wordend fenomeen. Op die manier passen de dieren zich aan. Zo krijgt de brandgans steeds kleinere vleugels en worden de snavels van de kanoeten steeds ietsje korter. Dat levert de vogels vervolgens weer problemen op in Afrika als ze diep in de grond hun voedsel moeten zoeken. Onderzoekers zagen dat de kortsnavelige vogels noodgedwongen zeegras aten, voedsel met een veel lagere voedingswaarde. Ook hollen de aantallen kanoeten flink achteruit. Zo waren er in de jaren 80 nog een half miljoen kanoeten, nu zijn dat er nog maar een kwart miljoen.