Het Lonnekermeer is in ons land een van de belangrijkste leefgebieden van de gevlekte witsnuitlibel. Het mannetje is donkerrood met één gele vlek op het achterlijf. Het vrouwtje heeft meer gele vlekken. Gevlekte witsnuitlibellen zijn vaak te vinden in verlande delen van meren en plassen, zoals in het kleine meer. Met wat geduld kun je hier ook het paringsritueel zien, dat vanuit menselijk perspectief weinig verheend is.
Paring
Mannetjes zitten langs de waterkant op de uitkijk. Vliegt er een vrouwtje voorbij, wordt ze meteen gegrepen om te paren. Ze zet haar bevruchte eitjes al vliegend af op plekken met veel waterplanten. Jonge gevlekte witsnuitlibellen vliegen weg van het water, soms kilometers ver weg, en zijn te vinden op allerlei beschutte plekken. Later keren ze terug naar het water. Je kunt de witsnuitlibel van eind april tot en met eind juli zien.
Lonnekermeer
Het water in het Lonnekermeer komt uit de bodem, wat maakt dat het voedselarm en helder is. Met de tapijten van gele plomp en witte waterlelie ligt het grote meer er in de zomer idyllisch bij. In een hoek die langzaam aan het verlanden is, groeien bijvoorbeeld gesteeld glaskroos, moerashertshooi en naaldwaterbies. Minder aansprekend misschien, maar zeker zo waardevol als de gevlekte witsnuitlibel is de medicinale bloedzuiger die hier ook voorkomt.
Bescherming
Ook deze natuur krijgt nu de bescherming van Natura 2000. Dat is nodig, omdat al deze landschappen in het Lonnekermeer last hebben van de aanhoudende neerslag van stikstof uit de landbouw, het verkeer en de industrie. De ontwatering, onder meer voor het nabijgelegen vliegveld, versterkt de effecten van de stikstof: het waterleven verstikt door algengroei, op de hooilanden ontstaat een dikke moslaag waar bloemen niet meer doorheen komen en op de heide verdringen snelgroeiende planten, zoals pijpenstrootje, de langzame groeiers. Zonder maatregelen zouden de bijzondere landschappen van het Lonnekermeer op den duur verdwijnen. En daarmee de planten en dieren die ervan afhankelijk zijn.