Op de dag dat de herfst invalt, moet ik altijd aan hem denken: John Keats, de romantische dichter die nooit toekwam aan de herfst van zijn leven en in 1821 stierf aan de tering, in een kamertje aan de Spaanse Trappen in Rome. Hij was toen pas 25 jaar jong. Het laatste wat hij moet hebben gehoord waren de wegstervende paardenhoeven over de Romeinse kasseien en het geklater van de fontein aan Piazza di Spagna. Zijn laatste woorden sprak hij tot zijn vriend Joseph Severn, die nu gebroederlijk naast hem begraven ligt op het cimitero acattolico. Toen zijn vriend zich naar hem voorover boog, fluisterde Keats: ‘Don’t breathe on me, it comes like ice.’
Dat ik op 21 september altijd aan Keats denk, komt natuurlijk door zijn schitterende ode aan de herfst, To autumn, dat begint met de regels
Season of mists and mellow fruitfullness
Close busom-friend of the maturing sun
Seizoen van mist en volle vruchtbaarheid,
Dat met de zon, jouw hartsvriend, samenspant
We weten wáár en door welke aanzwellende, mistige herfst Keats zich heeft laten inspireren. In september 1819 was Keats, afgescheiden van zijn grote liefde Fanny Brawne, naar Winchester gereisd om te werken. Daar maakte hij elke dag een eenzaam wandeling langs de kathedraal, over het pad onder de bomen de oude stadspoort door, en over de velden langs het heldere riviertje Itchen.
Aan een vriend schreef Keats over die wandeling: ‘How beautiful the season is now - how fine the air. A temperate sharpness about it… I never lik’d stubble fields so much as now – aye better than the chilly green of the spring.’
Op het ritme van zijn voetstappen componeerde Keats zijn gedicht.
Waarom levert juist de herfst het mooiste gedicht op? Dat komt natuurlijk omdat dan, van alle seizoenen, het verval en de dood het meest zichtbaar zijn. Het einde van de levenscyclus kondigt zich aan in een explosie van duizend kleuren, beschenen door het gouden licht van de zon: het diep donkere paars van de druiven, het fel oranje van de pompoenen, het cadmiumgeel van de bladeren van de tulpenboom, het warme rood van de wilde wingerd – ook de goddelijke landschapsschilder maakte in de herfst zijn mooiste doek.
Het geheim van de schoonheid van de herfst is gelegen in de ‘anatomie van de melancholie’, om te knipogen naar het beroemde zeventiende-eeuwse boek van Richard Burton, dat Keats ook heeft gelezen én begrepen. Elk woord dronk hij in als druppel van zwart gal. Keats’ ode aan de herfst past naadloos bij zijn odes aan de nachtegaal, aan een griekse urn én bij zijn ‘Ode to melancholy’, zijn ode aan de neerslachtigheid. Hele trossen begaafde kunstenaars leden aan de ziekte van de melancholie, zij schiepen hun werk op de onvermijdelijke neergang.
De herfst verzoent je, kortom, zeker als die is verwoord door John Keats voor even met je eigen sterfelijkheid. Oog in oog met de eeuwigheid, als de adem van ijs over je gezicht strijkt, kom dan niet aan met liedjes van de lente. ‘Think not of them,’ dichtte Keats.