Het plotselinge overlijden van vier van onze vijf kikkervisjes hakte erin. Blijkbaar kan een mens zich hechten aan larven. Ja, ik was die dingen gaan waarderen. Hun kleine horizontaal wapperende staartjes waarmee ze razendsnel door het water bewogen. ‘Flupsels’ vond ik meest passende woord als ik keek naar deze zwarte, spermatozoïde-achtige zwemmers. Dode flupsels waren het nu.
De hoop op volwaardige kikkers. Het verheugen op het zomerse kwaken in de tuin. Het observeren van hun geniale sprongen. Alles was voorbij. Een sprookje vervlogen. Bewegingsloos lagen ze op de bodem. ‘Misschien doen ze een winterslaapje, mama,’ had mijn dochter van acht nog geopperd. Maar de combinatie winterslaap en kikkervis heb ik vroeger nooit gehad bij biologie. Hier was slechts één verklaring mogelijk. Deze flupsels hadden mijn goede en educatieve bedoelingen niet overleefd. Ondanks de verzorgingstips die ik gekregen had van een vader op het schoolplein. Een man altijd gekleed op de buitenlucht in een biologisch ogend overall. Fanatiek imker in z’n vrije tijd. Achteraf zou je kun zeggen: Win bij een imker nooit kikkervisadvies in!
De vader had gesproken over verse blaadjes sla. En over de zogeheten amfibie-fase. ‘Als het kikkervisje pootjes krijgt, moet ie uit het water kunnen klimmen om zuurstof te happen. Dus leg een uitstekend stronk hout in de bak.’ Zover kwam het helaas nooit.
‘Lekker dan, Baartman’, sprak ik mezelf vermanend toe. Op de ‘Dag van de biodiversiteit’; de grote dag waarop je een positieve bijdrage had moeten leveren aan meer variëteit aan beestjes op deze planeet, heb je onschuldige donderkopjes de vernieling in geholpen met je ecologische onkunde. Een klimaatactivist van niks ben je.
Mij restte niets anders dan al mijn hoop te vestigen op het vijfde kikkervisje. De laatste overlever. Een kranig type dat baddert door de bak conditioneel nog topfit leek. Misschien kwam het door mijn tergende schuldgevoel. Misschien kwam het door de aanblik van deze eenzame kikkervis onwetend bewegend boven het zeemansgraf van zijn gestorven broeders en zusters, dat ik plots het idee vatte: ‘We nemen een vijver!’ ‘Een vijver,’ riep mijn omgeving even later. ‘Waar dan!?’ Een terechte vraag. Aangezien mijn tuintje al te klein is voor de twee appelbomen die elke mogelijkheid tot badmintonnen ontnemen.
Toch stond ik de dag erna een gat te graven, plaatste een kuip, vulde deze met water uit de regenton, schafte allerhande drijfplanten aan, zwaaide het flupseltje uit en werd vrolijk. Als hier ooit een kikvors komt, ga ik ‘m kussen.