Kwelder, wadplaat, slufter, maar ook baggerbezwaar of eilandstaart. Het genootschap Onze Taal en de Waddenacademie gaan vanaf nu op zoek naar het mooiste ‘Waddenwoord’. Het gaat om een bestaand woord dat het Waddengebied het beste kenmerkt. In Vroege Vogels een gesprek met een van de initiatiefnemers, Katja Philippart, directeur van de Waddenacademie.
Veel gebiedsnamen in de Wadden verwijzen naar landschappelijke kenmerken of menselijk gebruik. Zo verwijst het woord ‘Blinkert’ naar ‘in het zonlicht blakende hoge duinen’, zoals op Ameland. Een geul als ‘Monnikensloot’ onder Vlieland verwijst naar de monniken van Ludingakerke (bij Harlingen), die in de late middeleeuwen land hadden op Vlieland en Texel.
Doorwaadbaar
Volgens Onze Taal is het woord ‘wad’ een van de eerste op het latere Nederland betrekking hebbende woord dat werd opgeschreven. De Romeinse geschiedschrijver Publius Tacitus noteerde bijna 2000 jaar geleden ‘vada’, de voorloper van ‘wad’. Hij doelde daarmee op de ondiepten en de doorwaadbare plekken in wat tegenwoordig het Waddengebied heet.
Bijna een jaar na de containerramp liggen er nog steeds miljoenen plastic korreltjes op het strand en in de duinen.
Volgens de initiatiefnemers van de verkiezing is de taal van het Waddengebied zo dynamisch als het gebied zelf: er ontstaan voortdurend nieuwe woorden en uitdrukkingen. Zo maakt de Waddenschilder Geert Busser onderscheid tussen de ‘zandtoerist’ (bezoeker van de Noordzeestranden en een eigentijdse variant van het oudere badgast) en de ‘sliktoerist’ (bezoeker van het wad). De historicus Albert Buursma muntte het zich door de Waddenzee verspreidende afval van de MSC Zoe als ‘cultureel zwerfgoed’.