Minuscule mijnwerkers zijn het: de rupsen van de mineermot. In de herfst knagen deze millimetergrote beestjes zich massaal een weg door de bladeren van allerlei bomen en struiken, om het volgend voorjaar te kunnen verpoppen tot nachtvlindertjes. De larven zitten in het blad en eten daar de bladcellen op. Elke soort heeft zijn eigen favoriete plant, en zijn eigen type graafgang. Zo maken rupsen van de vouwmijnmineermot een graafgang aan de bladrand, die daardoor omkrult. Rupsen van de dwergmineermot maken een zigzaggang en laten zich, zodra ze volgroeid zijn, aan een draadje naar de grond zakken.
Wereldwijd komen er tienduizenden soorten voor. 'Hoe is die soortenrijkdom toch ontstaan?' vroeg bioloog Camiel Doorenweerd zich af. Om die vraag te beantwoorden bestudeerde hij het DNA van de dwergmineermot- en vouwmijnmineermotfamilies. Op dinsdag 25 oktober promoveerde hij op dit onderwerp aan de Universiteit van Amsterdam.
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.