© Merlijn Schneiders
Twee zomers geleden vierden we onze vakantie op Schiermonnikoog. Dat is een van de voordelen van wonen in het buitenland: dan voelt het volstrekt niet saai om in Nederland op vakantie te gaan. Alhoewel, ik denk dat als we weer in Nederland wonen, ik nog steeds graag in eigen land op vakantie zal gaan," aldus columnist Merijn de Boer.
Lees hieronder de volledige column:
"Ik ben namelijk erg gehecht aan het Nederlandse landschap; en in die zeven jaar dat we nu in het buitenland wonen, is die liefde voor de Nederlandse natuur alleen nog maar groter geworden. Ik besprak dit een keer met een landgenoot in Tunesië en die had dat totaal niet. Hij was opgegroeid in Friesland en hij vond er weinig aan, aan dat Friese landschap. Nee, hij vond de natuur in Tunesië veel mooier.
Het probleem van de natuur in Tunesië vind ik dat je die vaak moeilijk kunt onderscheiden van een vuilnisbelt. Zelfs in de bossen van Ain Draham, een van de mooiste gebieden van het land, vlak bij de grens met Algerije, ploeg je al wandelend door een laag van plastic flessen, al of niet gebroken bierflesjes en allerlei kartonnen verpakkingen. Dat doet toch af aan een prettige natuurbeleving.
Nee, het voelde dan ook heerlijk om na die Tunesische maanden in de ongerepte, plasticvrije natuur van Schiermonnikoog aan te komen. Het was nog vroeg in het seizoen. De Nederlandse schoolvakanties waren nog niet begonnen. Ik had het idee dat alle andere toeristen op het eiland vogelaars waren. We kwamen zelden iemand tegen zonder een verrekijker om de nek.
Terwijl ik stond te wachten op mijn vrouw en dochter, parkeerde een Hans Dorrestijnachtige man zijn fiets vlak naast me, bij het begin van een bemost zandweggetje.
‘Is dat een mooi pad?’ vroeg ik.
‘Je kunt daar hartstikke mooi vogels kijken!’ zei hij opgewonden.
‘Veel plezier,’ zei ik.
Ieder zijn ding, dacht ik.
Pas later op de fiets bedacht ik dat ik het met hem over de grauwe buulbuul had kunnen hebben. Ik was benieuwd geweest of de vogelaar die kende. Zelf leerde ik deze vogel in de lente kennen, zeer tegen mijn zin.
Je zou de grauwe buulbuul de antipode van de merel kunnen noemen. Zo onaantrekkelijk als de naam is, zo onaantrekkelijk is ook zijn gezang.
Iedere ochtend om half vijf stipt klonk in onze tuin in Tunesië een zeer onaangenaam geluid, buitengewoon hard en allerminst melodieus.
Als ik snel een kussen op mijn oor legde, slaagde ik er soms in om weer in te slapen. Maar ik kwam erachter dat deze verdedigingstechniek alleen werkte als ik op mijn linkerzij lag: blijkbaar hoor ik met mijn rechteroor minder goed.
Na verloop van tijd werd ik steeds nieuwsgierig naar de identiteit van het beest. Wat voor vogel was dit, die dagelijks deze matineuze kwelling verzorgde? Op een ochtend, geradbraakt, maakte ik een geluidsopname. Die stuurde ik naar een vriend wiens broer vogelaar is.
Aan het einde van de dag kreeg ik een bericht terug: ‘Mijn broer zegt dat het de grauwe buulbuul is.’
Ik zocht op internet naar video’s van grauwe buulbuuls. Geen twijfel over mogelijk: dit was ’m. Ook uit mijn computer klonk hij onaangenaam. Maar ik was blij dat ik nu eindelijk de naam van deze ordeverstoorder wist.
Jammer dat ik er niet eerder aan dacht. Dan had ik dit allemaal aan de vogelaar op Schiermonnikoog kunnen vertellen."
Thema's:
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.