Mariken Heitman
© Merlijn Schneiders
Als kind zag schrijfster Mariken Heitman de landbouw als iets industrieels. Jaar na jaar hetzelfde gewas, voor vee dat je weinig zag. Dat het anders kan leerde ze later. Voor Vroege Vogels maakt Mariken Heitman haar debuut als columnist.
Lees hieronder haar gehele column:
Boer zijn is een zwaar bestaan. Je hebt weinig invloed op cruciale factoren zoals het weer en de markt. Het is hard werken voor een onzekere oogst. Dat het altijd al zwaar was, lees ik in De Georgica van de Romeinse dichter Vergilius, een leerdicht over de landbouw, geschreven tussen 37 en 28 voor Christus. Vergilius bezingt de noeste arbeid zonder deze te romantiseren. Feilloos weet hij het aardse geploeter te combineren met kennis én het spirituele. Een indrukwekkend werk, juist omdat zijn taal zo rijk - ik zou haast zeggen, romantisch - is:
‘Als bij een nieuwe lente het ijs op grauwwitte bergen
smelt, een wind uit het westen de kluiten verkruimelt en los maakt,
wil ik dat onder de druk van een diepe ploeg ogenblikkelijk
de os gaat kreunen, het ijzer moet blinken in schurende voren.’
Dit in de vertaling van Piet Schrijvers uit 2004.
Als kind had ik een vriendje dat een miniatuur wagenpark voor de boerderij bezat: een trekker, veewagens en ook een combine, al had ik geen idee wat dat gevaarte deed. Landbouw was iets industrieels, het waren de maisvelden waartussen ik opgroeide, jaar na jaar hetzelfde gewas, voor vee dat je weinig zag.
Dat het ook anders kon, leerde ik later en zo pleitte ik onlangs op een discussieavond voor de kleinschalige, biologische tuinbouw. In een verlangen serieus genomen te worden, benadrukte ik dat ik me er heus van bewust was dat we niet blindelings terug moeten willen naar vroeger, een vorm van nostalgie die ik als ‘romantisch’ bestempelde, waarop een toehoorder mij vroeg wat er eigenlijk mis was met romantiek. Daar had ik geen goed antwoord op: ik houd van weelderige tuinbouwbedrijven met feeëriek venkelgroen en rossige bieten én ik weet uit ervaring dat de tuinder zich een onromantische slag in de rondte werkt.
Het deed me denken aan het Wintergasten gesprek dat Janine Abbring voerde met Jane Goodall. In Goodall’s beginjaren was het ongebruikelijk om wilde dieren een persoonlijkheid of emoties toe te dichten, iets wat zij vrijelijk deed in haar observaties van wilde chimpansees. Natuurlijk wisten die wetenschappers best dat dieren ook emoties en karakters hadden, stelde zij. Zij hadden toch net als iedereen ook honden of andere huisdieren? Waar het hen volgens Goodall aan ontbrak, was een manier of een taal om zoiets te onderzoeken.
Misschien is het dat, de juiste taal, waaraan het ons ontbreekt bij het denken over een nieuwe landbouwvisie: we verlangen naar een vitaler, levendiger platteland maar willen niet in diskrediet worden gebracht met kwalificaties als ‘nostalgie’ of ‘romantiek’. Volgens mij valt er op dit vlak van Vergilius nog wel iets te leren.
Meer over:
mariken heitmanMaandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.