Wat voelt een kikker? Ik weet het niet. Kikkers zijn niet teleurgesteld, ambivalent, of passief-agressief.
“Is er iets? Nee, niks hoor. Je snapt het toch niet. Laat maar. “ Dit heeft de kikker allemaal niet. Er is geen ruimte voor zelfmedelijden.
Toch vind ík ze wel vaak zielig. Het leven van de bruine kikkers in mijn vijver is één grote horrorfilm. Het kan werkelijk elk moment afgelopen zijn. Er moet wel enorme wilskracht leven bij de kikker, en hoop op een goede afloop. Als ik nu het kikkerdril in de vijver zie, dan spreekt daaruit toch optimisme. De hoop dat de volgende generatie het beter doet, of althans de volwassenheid bereiken zal. Waarom zou elke kikker anders honderd kinderen maken en aan hun lot overlaten? Er blijft er vast wel eentje in leven. Spreekt hieruit nou vertrouwen of fatalisme? Geen idee en de kikker zal het worst wezen. Het is ook niet zo dat het maatschappelijk werk de tienduizend kinderen van vorig jaar uit huis heeft geplaatst. Nee, de vorige lichting is op allerlei gruwelijke manieren aan zijn eind gekomen, zonder ouderlijk toezicht.
Een klein deel van de kikkers- en paddensoorten zorgt op de een of andere manier wél voor de eitjes. De vroedmeesterpad in Zuid-Limburg bewaart ze op zijn rug, en er bestaan zelfs kikkers die de eitjes in hun bek uitbroeden. Zo niet hier in de tuin. Het komend half jaar zit ik vast weer naar een massaslachting te kijken.
Eerst moeten het kikkerdril zich schimmelvrij kunnen ontwikkelen. Zodra de kindertjes hun geleiklompjes hebben opgegeten gaan ze bij bosjes dood.Bijna alle andere waterdiertjes eten kikkervisjes, inclusief de oudere kikkervisjes. Ja, ontluisterend, maar toch wordt er niet geklaagd. Zelfs niet over de bootsmannetjes, een wantsensoort die veel in de vijver voorkomt. Bootsmannetjes zien eruit of ze intensief aan vechtsport doen en zo gedragen ze zich ook. Nare types. Stijf van de testosteron proberen ze iedereen te bijten. Als ik de groene algensoep, ook voor hun bestwil, uit de vijver haal moet ik ook oppassen. Bootsmannetjes leven in een michelinrestaurant van kikkervisjes. Sporten, in de zon liggen, en daarna misbruik maken van weerloze jeugd. Het is oneerlijk verdeeld in de wereld.
Grotere rampen komen ook regelmatig voor. Afgelopen voorjaar vulde ik de vijver bij met de tuinslang. Toen ik thuiskwam van mijn werk stond de hele tuin onder water. Een tuinslang is handig, maar je moet wel de kraan uitzetten. Tot aan de achterdeur lagen prachtig glanzende kikkervisjes te spartelen. Met een theezeef, de schuimspaan en het vergiet wisten we er een heleboel te redden. De rest verdroogde doelloos tussen de struiken of op het schelpenpad. De jaren daarvóór was de vijver lek. Dan houdt natuurlijk alles op.
Zodra de kikkertjes uit het water kruipen gaat de slachtpartij vrolijk door. Ik vrees dat mijn kippen hier mede debet aan zijn.
Ook vallen er velen in de ramen van het souterrain. Daar verdrogen ze binnen een paar uur. Alles heb ik geprobeerd, bakjes water, kleine muizentrapjes, niks helpt. Als lemmingen storten die beesten de kelderramen in. Ik weet niet hoe ze het doen, maar sommigen komen ook echt het souterrain binnen. Vaak ’s nachts. Als ik een slurpend geluid naast mijn bed hoor, weet ik hoe laat het is. Alle lampen aan en zoeken maar. Ik vind ze niet altijd, of het moet ’s ochtends zijn, dood in de playmobil-bak of onder mijn blote voet. De kikkers die de tuinen doorgaan, eindigen plat op straat, of in de speeltuin met rubberen tegels. Enkelen blijven over. Ze zullen dagelijks de blauwe reiger, die tot zijn heupen in de vijver staat, moeten ontwijken. Telkens als je denkt, nee, nu zijn echt alle kikkers dood of opgegeten, weet die reiger er nog eentje weg te peuren.
Dan wordt het kouder. Ieder moet voor zich een plek vinden om te overwinteren. Daar moet je ook maar geluk mee hebben. Als ik de schuur opruim, of een stukje grond omspit, vind ik er vaak eentje, versuft door de kou. Die duw ik dan maar na lang twijfelen in de houtwal. Daar sterven ze vast ook weer een wisse dood.
In het voorjaar is het zaak om niet te vroeg wakker te worden. Eenmaal ontwaakt en het is te koud, zijn de kikkers natuurlijk geen partij voor de reiger. Laat staan als ze in hun tweede jaar door lustgevoelens overmand een partner moeten vinden. Vaak klemmen meerdere mannetjes zich aan één vrouwtje vast. Elk jaar haal ik wel een paar verdronken vrouwtjes, de eitjes half uit hun lijf, uit het water.
Dat kan toch niet de bedoeling zijn van paren. 2s Toch, telkens als ik zo’n beestje in mn handen heb, verbaas ik me erover hoe sterk ze zijn. Wat een kracht! Net zo sterk als mensen die veel ellende hebben overleefd. Wij zijn sterk, en om met de grote Maarten van Roozendaal te spreken, godzijdank dus nog een keer een jonge lente waard.