Twee onooglijke muskuseenden vormden jarenlang de poortwachters naar mijn buurt. Een plaatselijke eendenliefhebber had tien van deze beesten in zijn achtertuin. Nadat de dierenbescherming had ingegrepen, waren de muskuseenden uit huis geplaatst. Zo zaten ze daarna altijd op straat en waren alleen met zachte dwang naar de stoep te dirigeren. Niet gehinderd door enige verkeerskennis werden in de loop der tijd de tamme eenden een voor een plat gereden. Twee bleven er over. Een buitengewoon onaantrekkelijk echtpaar. Vuilwit, met enorme rode uitstulpingen in het gezicht.
Soms zaten ze in een plas water glazig voor zich uit te kijken. Soms zat het mannetje op een lantaarnpaal. Mij een raadsel hoe dat lukte, want vliegen leken ze niet te kunnen. Dit voorjaar werd het vrouwtje overreden. Nooit bood een eend een droeviger aanblik dan haar mannetje. Half op de stoep, half op straat zat hij en keek naar de grond. Een week later was ie weg. Niet alle dakloze huisdieren leggen het loodje.
De halsbandparkiet zit hier in de tuin als luidruchtig bezoek dat nooit meer weggaat. De mus, de mees en de merel steken bleekjes af bij deze praatjesmaker. Met een poot hangt hij aan het pindanetje en met de andere steekt ie verveeld een nootje in zijn bek. De andere vogels kijken met open bek toe. Was de mus maar zo brutaal. Hij zou de kat op zijn kop schijten, tegen de ruit tikken als er gevoerd moest worden, op je hoofd gaan pikken als je te dicht in de buurt van zijn nest kwam en iedereen vermaken met acrobatiek. Met andere woorden, men kan nog veel van de halsbandparkiet leren.
De postduif, nog zo’n een huisdier. Je ziet hem nog weleens tussen de duivenzigeuners in de stad. Met zn geringde poot sukkelt hij als een aan lager wal geraakte oom achter de rest aan. Maar hij redt het toch maar mooi! Geboren in een hok met zilverwit schelpenzand, op gezette tijden mais gevoerd, uit de regen, uit de wind. Toen verdwaald, ergens in Noord-Frankrijk op weg naar huis. De stad gevonden, soortgenoten gevonden, zelf eten gevonden. Ik vind dat heel knap voor een duif. Sommige mensen doen hem dat niet na. Als je ze drie keer de weg naar het Leger Des Heils wijst, zie je ze een kwartier later nog met een halve liter pils op een bankje zitten.
Hoeveel wandelende takken zijn er ook schielijk zijn losgelaten, goudvissen door de wc zijn gespoeld, schilpadjes in de struiken zijn gezet, het haalt het allemaal niet bij de hoeveelheid bontgekleurde konijnen die hier in het Westerpark rondlopen. Aan de schakeringen te zien, kunnen een heleboel konijnen uit de dierenwinkel het prima vinden met hun wilde broeders en zusters. In de ogen van sommigen, een beetje te goed. Dan heb ik goed nieuws voor die mensen: om de zoveel tijd nemen de vlooien en muggen een mooi kadootjes voor de arme konijnen mee. Een van die kadootjes heet myxomatose. Ooit uit Brazilie meegebracht naar Australie om de totaal uit de hand gelopen uitheemse konijnenpopulatie te decimeren, maar helaas ook meegekomen naar onze contreien.
De argeloze parkbezoeker lijkt in een zombiefilm te zijn beland. Door gezwollen oogleden blind geworden wankelen de dieren als levende lijken door het gras, of zitten suf langs de kant van de weg. Na een week krijgen ze bijna allemaal longontsteking. De combinatie blindheid, grote bulten, en longontsteking zou mij ook geen goed doen, en het is dan ook niet gek dat negen van de tien konijnen sterven. Een mooi tijdelijk feest voor buizerds en vossen, maar na een paar maanden valt er voor hen niks meer te vangen en sterven er ook een hoop roofdieren. ’t Is niet anders.