Als kind droomde ik vaak over hoornaars. Neerlands enige, echte uberwesp.
Helaas zie ik hem niet zo vaak. Veel mensen vinden een hoornaar eng. Dat komt mooi uit, want een hoornaar vindt ons ook eng, denk ik. Toch is hij een stuk zachtaardiger dan zijn kleine neefje, onze ranjawesp.Met zijn prachtige kleuren, van warm oranje naar roestig bruinrood lijkt het net alsof hij zo uit de jaren 70 naar ons toe gevlogen is. Door zijn woeste uiterlijk vind ik hem de Hells Angel onder de wespen. Ze klinken zelfs als een piepklein Harley Davidsonnetje.
Op een mooie dag in mei ontwaakt de hoornaardame in een holletje van vermolmd hout. Door een beetje zelfgemaakt antivries in haar lijf heeft ze de winter overleefd en met wat mazzel vindt ze een mooie plek. Als een razende begint ze te bouwen aan haar paleisje van papier-maché. De koningin, want dat is ze, kweekt haar dochters zorgvuldig op, en voert ze met een tartaartje van bijen, vliegen en muggen. Het is ongelooflijk, hoe handig ze die vangt: Voordat je met jouw ogen kan knipperen, knipt ze kop, poten en vleugels eraf en scheurt ze keihard weg met de rest. Na een paar weken kunnen haar dochters dit ook.Ze nemen langzamerhand steeds meer werk van haar over, en naarmate de zomer vordert blijft de koningin steeds meer thuis. Eieren leggen. De larfjes worden gevoerd, en geven in ruil daarvoor een zoete vloeistof te eten aan de werksters, net als bij de wesp. In de nazomer zijn er minder larfjes om te voeren, en krijgen ze dus minder zoetigheid terug. Wespen komen dan op onze limonade af, en hoornaars zie je dan weleens op rijp, afgevallen fruit zitten.
Beide soorten hebben dan iets gejaagds, getergds. Ja, logisch, ze verrekken van de honger! Altijd als ik een wesp zie in augustus, moet ik denken aan zo’n gehaaste, broodmagere junk, op zoek naar z’n volgende shot.
Als de herfst komt, is het einde roemloos. Iedereen legt het loodje, behalve een paar koninginnen in spé, die gauw moeten schuilen voor de winter.
Ooit heb ik hun nest gezien. Dat komt zo:
Mijn vader is imker, en vorig jaar kwamen er mensen aan zijn deur om te vragen wat voor rare beesten er toch in de tuin vlogen. Een van hen wist zelfs waar ze vandaan kwamen.
In een naburig bos aangekomen zagen we aan een stam van een dennenboom een nestkastje hangen dat door honderden hoornaars letterlijk uit zijn voegen was geduwd. Gelukkig waren die hoornaars zo sloom als de neten, want het was koud en het motregende. Ga tijdens een hittegolf in augustus daarentegen zeker NIET hevig transpirerend en met een peuter op je arm in de aanvliegroute staan! Nu ging het prima, en ook de peuter vond het prachtig.
Onder de opening was een soort hurktoilet. Daar kwam de riolering op uit, lagen een paar dooien en wat bouwafval. Hierin leven weer diertjes, die je alleen daar zult vinden en niks te beroerd zijn om tussen de kak van de buren te zitten.
Er werden al plannen gemaakt om het nest weg te halen, maar mijn vader stelde voor om het te laten zitten, en voor elke hoornaarsteek die iemand hem kon laten zien, zou hij honderd euro betalen. Dat leek iedereen, na enig aandringen een goeie deal. De hele zomer kwam er niemand langs. Valt me toch mee van die Hells angels. Zware jongens hoeven zich niet zo nodig te bewijzen.