Met drie grote 'praktijkproeven' (Living Labs) gaan onderzoekers van de Radboud Universiteit en het Nederlands Instituut voor Ecologie onderzoeken hoe je de biodiversiteit kunt herstellen. De sleutel: álle betrokkenen moeten meedoen. Niet alleen natuurbeheerders, maar ook boeren en andere betrokkenen in het landschaps moeten achter het herstel staan.
Samenwerken
Eén van de drie 'Living Labs' gaat dit voorjaar van start in de Ooijpolder bij Nijmegen. "Er is daar al het nodige gebeurd", vertelt Hans de Kroon. "Zo is er een groene 'dooradering' gemaakt, tussen weilanden en akkers, bijvoorbeeld met bloemenstroken of houtsingels. Daar profiteert niet alleen de natuur – en de recreatie! – van, maar ook de boeren die links en rechts van die groene aders werken." De insecten uit de groene stroken helpen hopelijk bij het bestrijden van plaaginsecten op het boerenland, waardoor mogelijk minder chemische bestrijdingsmiddelen nodig zijn.
Boven en ónder de grond
"Het herstel van de biodiversiteit gaat nadrukkelijk ook over de bodem", zegt Wim van der Putten van het NIOO. "Herstel van insecten, weidevogels en andere biodiversiteit kan niet zonder herstel van schimmels en andere bodemorganismen. Natuur en boerenland hangen samen in onze Living Labs, maar ook het leven boven en onder de grond."
Drie proeven
De eerste drie Living Labs worden 25 januari officieel geopend door minister Schouten van Landbouw. Meer informatie over het project staat hier.