De lente mag dan overgeslagen zijn, de zomer gooide er weldra een hittegolf tegenaan. Het is verrassend hoe snel de natuur er dan op z’n zomerst bijloopt, -staat, -ligt. Groene boomkruinen wiegen, zwaluwen gieren in een knalblauwe lucht. Tussen de bosjes gonst en dwarrelt het meteen van de insecten. Zo ook in mijn tuin: zweefvliegen, bijen, sluipwespen, waterjuffers, vlinders…
Libellen en meeuwen verdringen zich in de lucht om uitzwermende mierenmannen.
En altijd is er de duif.
In de bomen naast mijn tuin wonen twee Turkse tortels en twee houtduiven. Ik ben gek op ze. Ze scharrelen zo gezellig rond, kapen ’s winters het uit het voederhuisje gemorste vogelvoer en vernielen ’s zomers de zaailingen. Ze koekeloeren me aan, van opzij, koppie scheef, of ik wel op veilige afstand blijf.
Als kind heb ik verweesde tortels en gewonde houtduiven opgelapt en opgevoed. Alles wat je als kind doet, schept banden. Ik heb een band met duiven. Niets is zomerser en dromeriger dan buiten zitten of op de bank hangen voor de open tuindeur, terwijl een tortel zijn drietoon of een houtduif zijn vijftoon koert. Die houtduif eindigt met de toon, die wij eerder als openingstune van zijn riedel horen. Net of ie een nieuw couplet begint maar zich na één klank plotseling inhoudt.
Niets is zomerser, ook al broeden en koeren duiven bijna het hele jaar door. Zodat ze in december al voor een zomerse toets zorgen.
De duiven hier hebben een behoorlijke actieradius en schuimen de buurt af. Maar deze zomer blijft één van beide houtduiven liever in mijn tuin. Hij is door een kat bij een poot gegrepen en hinkelt sindsdien. Als het zonnig en warm is, zit hij graag in het zonnetje en knijpt dan een oogje toe. Hij koert soms urenlang tevreden voor zich uit. Maar niet zijn gebruikelijke vijftoon, nee, dan koert hij op halve kracht. Een beetje mompelend, een beetje pruttelend. Het klinkt als zacht gesnurk.
Ik zit te lezen in de tuin. De zon, het zoemen en het zachte koeren doen me knikkebollen. Dan klinkt er een luide knal, waarna het pruttelend koeren abrupt stokt. De duif klapwiekt hals over kop een paar takken hogerop. Daar koert hij kort maar luid zijn vijftonige koer.
Hij leek niet alleen te snurken, hij snurkte echt en is wakker geschrokken. Net als ik.