Door zijn prachtige verenkleed, bijzondere baltsrituelen en jongen met zebrastrepen is de fuut een opvallende verschijning in vogelland. Hij is een van de weinige vogels die tot in het najaar jongen kan krijgen.
Als je nu rondom een plas loopt kun je misschien nog het karakteristieke gepiep van de jonkies horen. De eerste 10 weken zijn ze nog erg afhankelijk van hun ouders, die af en aan zwemmen met vis. Per dag hebben de jongen ongeveer hun eigen lichaamsgewicht aan vis nodig.
Futen zijn uitstekende duikers en kunnen wel enkele minuten onder water blijven. Handig om hun voedsel te vinden, maar ook om vijanden af te schudden. Je vindt de fuut in voedselrijk zoetwater met een ondiepe randzone en drijvende planten. Van deze waterplanten maakt de fuut zijn nest. Steeds vaker vindt de vogel ook nestgelegenheid in vijvers, kanalen en sloten in dorpen en steden, waar ze soms eerder tot broeden komen dan in het buitengebied. Een fuut in de stadsgracht is nu dan ook de normaalste zaak van de wereld.
In zijn zomerkleed is de vogel te herkennen aan zijn sierlijke grote oorpluimen en ‘bakkebaarden’. Het winterkleed van de vogel is veel minder opvallend.