Morgen is het 22 mei, de dag die door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot Internationale Dag van de Biodiversiteit. Dat is natuurlijk mooi, zo’n dag, net zoiets als moederdag of dierendag of secretaressedag; dagen waarop moeder, de dieren of de secretaresse in het zonnetje worden gezet. Als u nu gaat denken dat morgen de biodiversiteit eens extra zal worden gekoesterd, dan vergist u zich deerlijk. Mooi woord trouwens, deerlijk, maar dat terzijde. Als er iets deerlijk is aan de biodiversiteit, dan is het dat het er deerlijk slecht mee gaat. En dat is een understatement.
Afgelopen week heb ik twee keer voor mijn werk een flinke autorit gemaakt, in dit late voorjaar, op twee stralende dagen. Een keer vanuit Utrecht via de A27 en A6 door de polder naar Urk en daarna door naar de kop van Overijssel, de andere keer via de Veluwse A28 naar Raalte en weer terug. Ik heb sindsdien de autoruit nog niet hoeven reinigen. Er waren hooguit drie verdwaalde muggetjes op verpletterd, terwijl je twintig jaar geleden tijdens zo’n rit minstens één keer bij een benzinepomp moest stoppen om met water en een harde spons het zicht op de buitenwereld te herstellen. Het lijkt een futiliteit, zelfs wel prettig voor de automobilist, maar in werkelijkheid toont het haarscherp aan in welk drama we intussen zijn aangeland. Onze natuur is zombienatuur geworden. De insecten zijn verdwenen, de veldleeuweriken, de akkeronkruiden, de noem-maar-op. Met dank aan de neonicotinoïden en de verdere aspecten van de moderne agrarische bedrijfsvoering, die hele keten van burgers, banken en boeren, gefaciliteerd door de politiek.
Stom toevallig stond er afgelopen week, nadat ik deze constatering had gemaakt, een artikel over precies deze problematiek in het vooraanstaande blad Science. Duitse wetenschappers hebben uitgevogeld dat de insectenfauna van de Orbroicher Bruch, een natuurgebied ten noorden van Krefeld niet ver over de Nederlandse grens ter hoogte van Venlo, in de periode tussen 1989 en 2013 met maar liefst 78% is afgenomen. Duidelijker gezegd: tot een vijfde gereduceerd.
Natuurlijk zal dit niet voor heel Duitsland gelden - zoals je je ook bij het rijden over de Afsluitdijk kon vergapen aan gigantische zwarte wolken van dansmuggetjes, die eerder deze week bij miljarden neerstreken in Stavoren en daarmee het landelijke nieuws haalden. Je zou er bijna door gaan denken dat het met de natuur wel snor zit. Niets is minder waar. Die bespottelijke aantallen dansmuggen komen uit het IJsselmeer, dat uiteraard geen landbouwakker is en dus ook niet van neonicotinoïden is vergeven. Ondertussen hoeven dus ook onze oosterburen geen autoruiten meer te poetsen. Ook daar heerst zombienatuur.
Een zombie is een levend lijk, zonder eigen wil of geest. Dat is toch een redelijk adequate omschrijving van de ogenschijnlijk levende maar feitelijk dode toestand van een maisakker zonder akkeronkruiden, van een zes keer per jaar gemaaid raaigrasveld zonder weidevogels, of van een autoruit zonder geplette geleedpotigen. De natuur in grote delen van ons land is zombienatuur geworden. Alleen oppervlakkig lijkt het nog ergens op. Morgen is het de Dag van de Biodiversiteit, ik ga dan maar geen grote autorit maken, want alle beetjes helpen.