Jelle Reumer: heggen
• 15-09-2019
• leestijd 2 minuten
© Foto: Jelle Reumer
Soms is het heerlijk om in een column eens even flink van leer te trekken tegen alles en iedereen die er een potje van maakt, van de natuur, van het landschap, de biodiversiteit, het klimaat en het algehele welbevinden van de mensheid op de langere termijn. Maar soms ook is het een genoegen om lichtpuntjes te benoemen. En vandaag heb ik er een voor u, zo’n lichtpuntje. De regering van Wallonië heeft namelijk het licht gezien, vandaar. En nee, dit is géén Belgenmop.
De Waalse regering heeft deze week een nieuw regeerakkoord gepresenteerd, en een van de speerpunten die daarin worden genoemd is het aanplanten van 4000 kilometer heggen. U hoort het goed: vierduizend kilometer, dat is de hemelsbrede afstand van het Naardermeer tot aan het Aralmeer in westelijk Oezbekistan. Als dat lukt, wordt heel Wallonië nog mooier dan het Normandische bocage-landschap.
Waar is dat nou goed voor, zult u denken. Want behalve dat heggen een landschap wel pittoresk stofferen, staan ze voor de moderne agro-ondernemer met zijn kolossale machinepark flink in de weg. Nou, de Franstalige Belgen hebben niet minder dan tien voordelen ontdekt. En die zijn niet primair bedoeld voor wandelaars met een afritsbroek, plantengids en een verrekijker, maar juist voor de boeren.
Heggen beschermen gewassen tegen windschade, werken als een dijkje bij plotselinge overstromingen, huisvesten insecten die plagen kunnen helpen bestrijden of die de bestuiving regelen, ze produceren hakhout voor de kachel en verfraaien daarnaast het landschap en bevorderen de biodiversiteit. Het is dus geen win-win dingetje, maar een win-win-win-win-enzovoort oplossing. De bijdrage aan de CO2 reductie is helaas te verwaarlozen, maar ja, je kunt nu eenmaal niet alles hebben.
In een land, Wallonië dus, dat te maken heeft met een teruggang van 57% onder de reptielen, met 52% minder mieren, 43% minder amfibieën, 33% van de libellen die op punt van uitsterven staan, en 30% van de vogels en 28% van de zoogdieren die in hun voortbestaan worden bedreigd, komen die vierduizend kilometer meidoorns, haagbeuken, vuilboompjes, sleedoorns, vlierbessen en ander struikgewas als een geschenk uit de hemel. Nou ja, ze staan er nog niet natuurlijk. Een Waalse boer had onlangs 700 meter aangeplant, en prompt zaten er groenlingen, vinken, kneutjes en geelgorzen die hij er daarvoor nooit zag, en insecten die vraatzuchtige de rupsen van zijn gewas plukten. In de afgelopen regeerperiode, toen het nog geen vastgesteld beleid was, is er al meer dan 100 kilometer aangeplant, dus de rest komt vast ook wel. En what about Nederland? In gedachten zie ik al mogelijkheden om zelfs van de Flevopolders nog iets moois te maken. Een idyllische bocage rond Biddinghuizen en Dronten.
Nee, die Belgen zijn echt zo gek nog niet.