Column Jelle Reumer: De romantiek van de boekhouding
• 20-09-2020
• leestijd 2 minuten
© Foto: Jelle Reumer
Onlangs verscheen in Nederlandse vertaling een dikke biografie van Carolus Linnaeus, de man die in de achttiende eeuw de wetenschappelijke naamgeving van plant- en diersoorten begon. De tiende editie van zijn standaardwerk Systema Naturae uit 1758 geldt als het officiële startpunt voor wat we kortheidshalve de taxonomie noemen.
Dankzij Linnaeus zijn u en ik een lid van de diersoort Homo sapiens en noemen we het madeliefje Bellis perennis. Uiteindelijk heeft hij ongeveer 18.000 planten en dieren van een naam voorzien; die behoorden daarna dus allemaal tot een officieel te boek gestelde soort. Maar wat is een soort? En waarom deed Linnaeus al die moeite?
In zijn tijd was een soort een onveranderlijk gegeven; alle levende soorten waren zoals ze destijds tijdens de schepping waren gecreëerd. Het was Linnaeus’ doel om door alle soorten te boekstaven de schepping te doorgronden. Hij kon niet bevroeden dat het niet bij die 18.000 soorten zou blijven en dat er anno 2020 nog honderden taxonomen bezig zijn om de biodiversiteit, zoals we de schepping tegenwoordig noemen, te ordenen. Nog acht miljoen soorten te gaan.
Over wat een soort nou precies is zijn de meningen verdeeld, wat ertoe heeft geleid dat er tientallen meters boekenplank zijn volgeschreven over het soortbegrip. De grenzen tussen soorten zijn vaak vaag en arbitrair. Ettelijke soorten doen alsof ze helemaal geen soort willen zijn. Maar goed, het grote voordeel van die wetenschappelijke naamgeving in soms blaartrekkend potjeslatijn is dat iedereen, waar ook ter wereld, weet waarover wordt gesproken. Een Fransman snapt niet meteen dat wij met ‘madeliefje’ zijn 'pâquerette' bedoelen, maar Bellis perennis begrijpt iedereen.
Die hele biologische boekhouding is uiteindelijk een kille aangelegenheid, in goede banen geleid door een echt wetboek. Het komt pas tot leven wanneer mensen over de natuur schrijven of praten. Een mooi voorbeeld daarvan vind ik de fenolijn. Daarin worden altijd namen genoemd van soorten, gewoon in het Nederlands, maar altijd soorten – en dat zijn toch boekhoudkundige categorieën. Maar wanneer de bellers enthousiast en dikwijls met enige emotie vertellen over hun waarnemingen van puttertjes, juffertjes, bonte zandoogjes, hazelwormen of de eerste bloeiende sleedoorn in het voorjaar, dan komt de taxonomie tot leven.
Trouwens, ook de wetenschappelijke nomenclatuur voorziet ons van de nodige mooie namen. Wat denkt u van Streptopelia, Aphrodite, Adonis, Nymphaea alba of Yucca gloriosa? Dat is toch pure poëzie? Het is de romantiek van de boekhouding. En dat allemaal met dank aan Linnaeus.