© Foto: Jelle Reumer
Het woord biodiversiteit is de laatste weken ongelooflijk vaak voorbij gekomen, ook in diverse samenstellingen: biodiversiteitsconferentie, biodiversiteitstop, biodiversiteitscrisis. Maar wat is biodiversiteit nou precies? Ik vrees dat niemand daar precies antwoord op kan geven. Het is een containerbegrip.
Lees hieronder de volledige column:
Ja, het heeft te maken met planten en dieren, met soorten, met de hoeveelheid ervan, maar in feite is het een term die eerder aan je intuïtie appelleert dan aan waarnemingen. En bovendien kun je het niet zien. Wie in het bos wandelt of langs een legakker kanoot, ziet niet in één oogopslag dat het met de biodiversiteit slecht gesteld is. Er groeien planten, het is er groen, je ziet dat er zwijnen hebben gewroet of er springt een visje boven het water uit, je hoort een koolmees fluiten. Dan is er toch biodiversiteit? Biodiversiteit is niet eenvoudig te kwantificeren. Er is geen maat voor.
Temperatuur kun je meten. Dat het gemiddeld warmer wordt op aarde is gewoon meetbaar. En dat het de laatste dagen flink heeft gevroren ook.
Snelheid kun je meten. Als je een bekeuring krijgt omdat je ergens 60 km per uur reed terwijl je er maar 50 km per uur mocht rijden, dan baal je verschrikkelijk maar dan snap je dat.
Gewicht kun je meten. Vandaar dat velen van ons over twee weken als alle oliebollen weer op zijn, op de weegschaal gaan staan en schrikken. Of niet. Meten is weten. En begrijpen. Maar hoe meet je biodiversiteit? Je kunt niet eenvoudig het aantal soorten in een gebied vaststellen en daar iets uit concluderen. Want het maakt verschil wat voor gebied je bekijkt. In een hectare tropisch regenwoud leven misschien wel duizenden soorten kruiden, bomen, insecten, wormpjes, bacteriën, schimmels, vogels en de rest. Maar in een hectare ongerepte dorre woestijn vind je hooguit een groepje cactussen, een woestijnmuis en een paar ratelslangen. Dat zijn dan maar drie soorten. Is dat qua biodiversiteit minder dan wat we in een oerwoud vinden?
En in ons eigen land dan? Hier zijn het korhoen en de kuifleeuwerik definitief verdwenen, maar we hebben er de nijlgans en de halsbandparkiet voor terug gekregen. Die zijn ook mooi. Twee soorten eruit, twee soorten erin. Is de biodiversiteit dan hetzelfde gebleven?
Wat zou het handig zijn als er voor biodiversiteit ook een meeteenheid zou zijn, zoiets als de meter voor afstand, de graad Celsius of Fahrenheit voor temperatuur en de kilogram voor ons overgewicht. Een eenheid die rekening houdt met soortenaantal maar ook met andere factoren zoals het onderliggende ecosysteem, oerwoud of woestijn dus, en ook met de invloed van geïntroduceerde exoten die er eigenlijk niet thuishoren. Zo’n eenheid, die wereldwijd gebruikt kan worden om de staat van de biodiversiteit mee aan te duiden en die iedereen net zo makkelijk begrijpt als de meter en de kilogram.
Ik stel voor dat we die moeten gaan ontwikkelen, en dat we die dan de AU noemen, de Attenborough Unit, genoemd naar David Attenborough. Als er ergens een afname in aantal AU zichtbaar is, gaat het slecht. De regeringsleiders kunnen voortaan afspreken dat ze streven naar een toename van 30 AU in 2030 of van 40 AU in 2040. En de wetenschapper die de AU helder en bruikbaar heeft gedefinieerd, krijgt een Nobelprijs. Voor economie of vrede, dat maakt me niet uit.
Fijne zondag.
Meer over:
jelle reumerMaandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.