Omdat ik mij voor mijn krant, de Volkskrant, tegenwoordig begeef in de wondere wereld van de wetenschapsjournalistiek, komen mij soms zaken onder ogen die me naar adem doen happen. Neem het volgende nieuwsbericht, dat vorige week op NU.nl stond: ‘Zoogdieren in nood kunnen “ademen” via de anus, mensen misschien ook’.
Sorry, het is een vroege zondagmorgen, maar toch: laat dit even op u inwerken. Zoogdieren, en misschien mensen ook, kunnen ademen via de anus. Vraag niet waarom, maar dat hadden Japanse geleerden uitgezocht. Hoe dan, zult u zich misschien - net als ik - afvragen? Dat vermeldde het bericht ook: ‘De dieren werd zuurstof onthouden en kregen vervolgens via de anus zuurstof toegediend in gasvorm of een zuurstofrijke vloeistof.’
Maar waarom in godsnaam, zult u zich misschien toch afvragen - net als ik. Dat stond er ook. Ik citeer: ‘De resultaten bieden kansen voor een potentiële nieuwe beademingstechniek voor menselijke patiënten.’ En dat is belangrijk in deze coronatijd, vonden de onderzoekers.
Stom van mij: ik heb de beelden van die proeven bekeken. Laat ik er dit van zeggen: ik wou dat ik het niet gedaan had. Ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat de Japanse onderzoekers hun martelpraktijk rechtvaardigden door die handig te koppelen aan corona-onderzoek.
Ook had ik me binnen de kortste keren een voorstelling gemaakt van nieuwe beademingstechnieken. Nooit doen: nu kan ik het beeld van een mond-tot-kont-beademing niet meer van mijn netvlies krijgen.
Best mogelijk dat ooit mensen via de anus kunnen ademen. Bij sommigen had ik al zo’n vermoeden. Mocht het echt zover komen, dan hoop ik dat ze hun tanden poetsen. Maar weg van de flauwe grappen, terug naar de wetenschap. Naar de Japanse onderzoekers die in hun tomeloze experimenteerdrift wat muizen, ratten en varkens bijna lieten stikken, wat gas of water in hun hol staken en toen zagen dat het ietsje langer duurt voor ze echt stikken.
Dit is de onderzoekende mens: de meeste dierproeven geven resultaten die niet op mensen zijn toe te passen, maar ach, laten we er nog es een paar onder water duwen, de teentjes afsnijden of kijken hoe lang je ze de neus kunt dichtknijpen. Alles voor de strijd tegen corona en ander leed, maar laat de wetenschap vooral ook zoeken naar proefdiervrije onderzoeksmethodes.
Ja, ik weet het: de discussie over proefdieren is lastig en gecompliceerd. Het liefst zou ik radicaal tegen elke dierproef zijn, en dat bén ik stiekem ook, maar de waarheid is dat zonder dierproeven u en ik nu niet samen bij de radio zaten.
Maar ik kan de dieren niet laten stikken. Ze verdienen op z’n minst een monument, de talloze slachtoffers, de anonieme frontsoldaten die omkwamen in de chemische en bacteriologische oorlogsvoering die het leven nu eenmaal is. Alleen al in Nederland zijn vorig jaar 12 duizend proefdieren - muizen, apen, fretten, hamsters en katten - aangevraagd voor onderzoek naar corona. Wat hoor je eigenlijk over de honderdduizenden proefdieren die daarvoor wereldwijd op gruwelijke wijze geofferd zijn, zoals in dit Japanse onderzoek? Bijna niets; ik kan het zwijgen niet aanhoren.
‘Dieren zijn onze vergeten bondgenoten in de strijd tegen Covid’, betoogde een schrijver onlangs in de Britse krant The Guardian, en zo is het. Of u nu vóór of tegen vaccinatie bent, een gewetensvolle en dankbare samenleving mag de ogen niet sluiten voor wat óók de prijs is geweest van de vrijheid: de marteldood van zoveel duizenden proefdieren in steriele laboratoria. Zelf sta ik over een paar weken ook met opgestroopte mouw in de rij bij een sporthal. Het einde van de oorlog, eindelijk bevrijd. Ik zal blij zijn, maar niet juichen. Wel zal ik eerbiedig het hoofd buigen voor hen die gevallen zijn. En zachtjes wenen om belachelijke onderzoeken met een luchtje eraan.