Het is nog maar koud twee weken geleden, en nu al een bericht van ver vóór de ijstijd. Ik fietste door het Haagse Bos, toen ik bij de vijver van Willem-Alexander en Máxima een bonte vogel vorstelijk op een tak zag zitten: de ijsvogel. Onze mooiste inheemse vogel met de meest exotische kleuren: oranje, wit en blauw, heel veel blauw.
Dat ik hem zag, was wel een wonder, maar niet verwonderlijk. Een week daarvóór nog berichtte NU.nl: ‘Het is een topjaar voor de ijsvogel’. Volgens de vogelorganisatie SOVON was het zelfs ‘de beste winter voor de ijsvogel in ruim veertig jaar tijd’!
Nog even en de ijsvogel had de huismus verdrongen als meest getelde tuinvogel. Het kind in mij maakte vreugdesprongetjes, want doe mij één ijsvogel en je hoort me er weken later nog over. Een ijsvogel zien is puur geluk. Niet voor niets zette de Postcodeloterij hem als symbool op die enveloppen die ongevraagd bij u op de deurmat ploffen.
Dat was dus een paar weken geleden. Toen wij nog jong waren en de wereld nog oud was, om met dichter Gerrit Kouwenaar te spreken. Nu is het dus later, de tijd van het lot is verstreken. Het noodlot, want die ijsvogel van mij heeft zeer waarschijnlijk al het loodje gelegd, en anders morgen wel.
Ik hou van de winter en van schaatsen, maar zodra op tv aan talkshowtafels de patiënten weer beginnen te ijlen over een Elfstedentocht, stijgt mijn temperatuur en raak ik bevangen door de ijsvogelkoorts. Dat krijg je, wanneer je met het vogelvirus bent besmet. Het angstzweet breekt me uit: zal ie het overleven, mijn geliefde ijsvogel?
Want dat weet iedereen inmiddels toch wel: de ijsvogel houdt niet van ijs. Hij gaat er juist aan kapot. IJs betekent geen visjes, en dus geen vogel meer. Einde verhaal. Hoe die ijsvogel het desondanks al honderdduizenden jaren uithoudt, hoort tot de mooie mysteries van deze tovervogel. Afgelopen week werden er opvallend veel - echt honderden - gemeld op Waarneming.nl. Vluchtelingen die zich aan een laatste strohalm boven een wak in leven proberen te houden. De beheerders van de site hebben - zeer terecht - de exacte locaties achter een slotje verborgen, omdat nu ‘bescherming belangrijker wordt geacht dan open data’. Oftewel: laat ze met rust, dan overleven misschien een paar geluksvogels. De zwarte slotjes achter de namen ogen als rouwvlaggen.
Sommige doorgewinterde vogelaars houden niet zo van de ijsvogel. Dat vinden ze te makkelijk. Hij is te opgepoetst, een beetje zoals het nepkoper in een goedkoop hotel, met weinig subtiliteit. Nee, doe hen maar een zeldzame Pallas boszanger, een groengrijs gevalletje dat het van z’n fletse gele wenkbrauwstreepje moet hebben. Ik heb dat nooit begrepen, en nu nog minder.
Verliefd worden op een ijsvogel, ja dat is een makkie, dat kan iederéén. Maar van een ijsvogel houden, dat is juist heel moeilijk. Het is hogere levenskunst. Want de liefde doet onvermijdelijk pijn.
Zoals dat gaat bij die eerste ontmoeting: je wordt op slag verliefd. En dan begint het gedonder. Je wilt haar vaker zien, je gaat je hechten, en voor je het weet ben je verkocht: je houdt van haar. Maar haar zien is zeldzaam, en zoeken is zinloos. Een ontmoeting is altijd toevallig. Nooit weet je of je jouw geliefde nog eens zult zien.
IJsvogels kunnen fokken als konijnen, maar één weekje strenge vorst kan de populatie decimeren. Weg is je geluk - misschien wel voor twee, drie jaar.
Kortom: elke ijsvogel kan je laatste zijn. De motor van ijsvogelliefde brandt meer op verlangen dan op vogel.
Zo moeilijk is het dus om van de ijsvogel te houden. Het is een oefening in geduld, in verliezen en aanvaarden. Vraag me niet waarom, en kruipt u op deze feestelijke Valentijnsdag gerust nog eens lekker tegen elkaar aan, maar alles wat mooi is, kan kapot. En alles wat kapot kan, zal kapot gaan. Waarom moet de liefde toch steeds weer zo’n pijn doen? Hoe vaak kun je een gebroken hart lijmen?
Ik weet het: het zijn grote woorden voor zo’n klein vogeltje. Het zal mijn ijsvogelkoorts zijn.
Maar ik hoop dat spoedig alle temperaturen weer normaal zijn. Dat we snel weer verliefd mogen worden, en van elkaar gaan houden. Tot de volgende ijstijd, als de kou weer om het hart zal slaan.