Enkele weken geleden berichtten we over de
dansmuggenplaag in de Kralingse plas
. We benoemden dat de oorzaak van de plaag een indirect gevolg leek van de bestrijding van blauwalgen in de zomer van 2016. Petra Visser en Jef Huisman, wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam, onderzoeken het gebruik van verdunde waterstofperoxide in de bestrijding van blauwalg. Hieronder geven ze meer uitleg over hun onderzoek en het vermeende verband tussen waterstofperoxide en de dansmuggenplaag.
Blauwalgen bestrijden met verdunde waterstofperoxide
Blauwalgen zijn een vervelend fenomeen in eutrofe meren. Behalve dat een dichte algensoep niet zo aantrekkelijk is om in te zwemmen, kunnen blauwalgen giftige stoffen produceren die tot een negatief zwemadvies in het meer kunnen leiden. Met name voor kinderen en honden kunnen blauwalgen een gevaar vormen omdat zij kans lopen teveel gifstoffen binnen te krijgen. Een overmaat aan voedingsstoffen, zoals stikstof en fosfaat, is de oorzaak voor de bloei van blauwalgen. De beste oplossing voor preventie van blauwalgen is om de belasting met voedingsstoffen terug te dringen. Helaas is dat in veel gevallen niet zo gemakkelijk: er stroomt voedselrijk water het meer in of de bodem van het meer bevat veel voedingsstoffen die het water blijven verrijken. Indien aanpak bij de bron mogelijk is in een meer dan resulteert dit vaak pas op de lange termijn in minder blauwalgen. Om die redenen wordt er ook gezocht naar korte-termijn-oplossingen om blauwalgen tegen te gaan op de momenten dat een bloei optreedt.
Waterstofperoxide
Toevoeging van waterstofperoxide aan een meer is één van de weinige effectieve oplossingen op de korte termijn. Waarom waterstofperoxide en is dat niet gevaarlijk? Waterstofperoxide kan in hele lage concentraties blauwalgen doden, terwijl andere algen er vrijwel geen last van ondervinden. De effectieve concentratie is een 15.000 x verdunning van de waterstofperoxideoplossing (3%) zoals die vaak gebruikt wordt voor mondspoelingen. Waterplanten en –dieren krijgen pas bij hogere concentraties last van waterstofperoxide. Een groot voordeel van waterstofperoxide is dat het binnen enkele dagen afbreekt in water en zuurstof, zodat er geen schadelijke stoffen in het water achterblijven. De afbraaksnelheid van waterstofperoxide is van verschillende factoren afhankelijk en verschilt per meer.
Lagere visstand
In het kader van de ontwikkeling van deze innovatieve methode zijn al veel meren succesvol behandeld met als resultaat dat daar tijdens de zomermaanden weer gezwommen kan worden. De behandeling van de Kralingse Plas in de zomer van 2016 was ook succesvol; voor het eerst sinds enkele jaren hebben de inwoners van Rotterdam weer de volledige zomerperiode kunnen genieten van een blauwalgvrije plas. Toch is deze behandeling tevens negatief in het nieuws gekomen. Tijdens de jaarlijkse visstandsbemonstering bleek dat de visstand in september 2016 aanzienlijk lager was dan voorgaande jaren. Er werd al snel aan waterstofperoxide gedacht als oorzaak. En ook de dansmuggenplaag (nieuwsbericht Vroege Vogels van 26 mei j.l.) in mei 2017 in de Kralingse Plas werd op het conto van de waterstofperoxidebehandeling van de voorgaande zomer geschoven, iets wat niet gebaseerd was op onderzoeksgegevens en dus puur speculatief is.
Effecten waterstofperoxide
Zijn er aanwijzingen dat de toevoeging van waterstofperoxide het ecosysteem in de war heeft geschopt? Nee, er is geen oorzakelijk verband tussen de lage visstand en de waterstofperoxidebehandeling aangetoond. De gebruikte waterstofperoxideconcentraties zijn veel te laag om directe negatieve effecten op vissen te hebben en na de behandeling zijn geen dode vissen gevonden. Ook in andere meren is nooit vissterfte geconstateerd na behandeling van blauwalgenbloei met waterstofperoxide. Wel waren de zoöplanktonaantallen (o.a. watervlooien) door de behandeling afgenomen omdat er een hogere dosering gebruikt werd. In de Kralingse Plas was de afbraaksnelheid van waterstofperoxide dermate hoog dat een hogere concentratie werd gedoseerd dan in eerdere behandelingen in andere meren. Planktonetende vissen zouden door de lagere zoöplanktonaantallen honger hebben kunnen lijden. Maar dat verklaart niet waarom andere vissen (zoals roofvissen, aaseters en bodem-eters) ook sterk in aantal zijn afgenomen. Bovendien blijken juveniele planktonetende vissen in 2016 eenzelfde lengtegroei te hebben gehad als in voorgaande jaren, wat niet wijst op voedselgebrek. Er lijkt dus iets anders gebeurd te zijn in de Kralingse Plas dat àlle vissen in gelijke mate heeft geraakt, zoals de in het verleden vaker opgetreden najaars- en wintervissterfte. Maar wat dan precies de oorzaak is geweest, zal wel altijd een raadsel blijven.
In de lopende onderzoeksprojecten gefinancierd door de
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
worden de komende jaren meer gegevens verzameld omtrent mogelijke effecten van waterstofperoxide op andere organismen zodat de methode op de juiste manier gebruikt kan worden om overmatige groei van blauwalgen te bestrijden zonder schade aan het ecosysteem.
Petra Visser & Jef Huisman
Department of Freshwater and Marine Ecology
Institute for Biodiversity and Ecosystem Dynamics
Universiteit van Amsterdam