Vlier heeft in de winter al nieuwe, groene blaadjes
© Henny Radstaak
In de zomer zijn bomen en struiken altijd wat makkelijker te herkennen aan hun bladeren, maar in de winter zijn bijna alle loofbomen kaal, dus moet je naar andere kenmerken kijken: de vorm van de boom, de bast, de twijgen en de knoppen. Of de afgevallen bladeren die eventueel nog onder de boom te vinden zijn.
Stef van Walsum van Floron bij een winterse zomereik
© Henny Radstaak
Op dit moment, begin januari, is er trouwens één struiksoort die makkelijk herkenbaar is omdat die al wel midden in de winter bladeren krijgt: de (gewone) vlier. “De vlier is altijd de eerste met nieuwe, groene blaadjes”, legt plantenkenner Stef van Walsum van Floron uit. “Dat is wel een risico, want wanneer het binnenkort keihard gaat vriezen heeft de vlier wel een probleem. Maar de struik maakt al in de herfst heel veel antivries aan en slaat die op in z’n jonge bladeren. Zodoende kan hij een béétje vorst wel hebben”.
Een beuk heeft een grote, brede kroon en is te herkennen aan de gladde bast. Maar niet elke boom met een gladde bast is een beuk. De esdoorn bijvoorbeeld, maar als je wat hoger kijkt zie je in de winter de vruchten nog in de boom hangen, een beuk heeft dat niet. Een eik heeft een stam met verticale, grillige ribbels. Maar dan heb je ook nog een zomer- en een wintereik. De bast van beide bomen ziet er hetzelfde uit, om de twee eikensoorten te herkennen moet je weer naar een ander kenmerk kijken: de steeltjes van de bladeren. “de zomereik heeft een kort steeltje, een wintereik een langere”, vertelt Stef van Walsum. “Moet je wel de mazzel hebben dat je de bladeren vindt”.
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.