Uit de atlas blijkt dat verandering in landgebruik (verstedelijking, uitbreiding van landbouwareaal etc) en klimaatverandering de belangrijkste oorzaken zijn van de toename of afname van vogelsoorten. De vogels van het boerenland doen het gemiddeld minder dan dertig jaar geleden. Meest kenmerkende voorbeeld in Nederland is de grutto. In minder dan een halve eeuw is de populatie teruggelopen van 130.000 naar een kleine 30.000 exemplaren. Overigens heeft 35% van de inheemse vogelsoorten in Europa er juist leefgebied bijgekregen, zoals de koereiger en de zwartkopmeeuw.
Koereiger
© Fotograaf: WillemdeWolf
600 vogels
Meer dan de helft van de Europese broedvogels broedt in slechts een klein deel van het continent. Enkele soorten komen ongeveer overal voor in Europa: de witte kwikstaart en de koekoek. En zo’n 40 soorten zijn endemisch, dat betekent dat ze nergens anders op de wereld voorkomen. In de laatste drie decennia zijn ook enkele soorten uitgestorven in Europa. Een kenmerkend voorbeeld is de vechtkwartel. Een opvallende vogel die lijkt op een kwartel, nauwelijks vliegt en waarbij het mannetje de eieren uitbroedt en de jongen verzorgt.
Koekoek spreidt zijn vleugels
© Theo de Wild
Exoten
Opvallend is dat zowel Nederland als Vlaanderen hoog scoren als het gaat om exoten als broedvogel. Soorten die bijvoorbeeld ooit zijn uitgezet of ontsnapt en in het wild succesvol zijn gaan broeden. Zoals de nijlgans, de halsbandparkiet en de rosse stekelstaart. In totaal broeden 57 niet inheemse soorten in Europa. Meer dan de helft van deze ‘exoten’ is er de afgelopen dertig jaar bijgekomen.
Rosse stekelstaart
© Fotograaf: karelbuitenkam
120.000 vogelaars
In totaal is er tien jaar gewerkt aan deze tweede Europese broedvogelatlas. Meer dan 120.000 Europese vogelaars hebben met hun waarnemingen eraan bijgedragen. Dat maakt de atlas tot een van de grootste burgerwetenschappelijke projecten ooit. In Nederland hebben 2500 vogelaars aan de totstandkoming van het boek bijgedragen.