Veel dieren proberen in de winter kou te vermijden of gaan in winterslaap. Maar hoe overleef je de winter als je voornamelijk in het water leeft, zoals de bever?
Soms een wintervoorraad
Bevers gaan niet in winterslaap en zullen dus moeten eten. Daarom begint de bever in noordelijk gelegen landen in de herfst met het aanleggen van een wintervoorraad. In Nederland leggen sommige bevers nooit een wintervoorraad aan, andere altijd en weer andere zo af en toe. De bevers slepen afgeknaagde takken van bomen en struiken naar hun burcht en bewaren deze onderwater bij de ingang. Als het dan streng vriest ligt er vlak bij de beverburcht een mooie voorraad voedsel. Als er een niet al te dikke ijslag ligt, dan zoekt de bever naar twijgen en basten van bomen en struiken. Ook eet hij worstelstokken van waterplanten van bijvoorbeeld de waterlelie. Ook slaat de bever vet op in het weefsel van zijn staart. Het vet in de staart kan in de winter van 10 procent tot 50 procent toenemen.
Bevers zwemmen probleemloos
Zwemmen in de winter is voor bevers geen probleem. Voordat de bevers naar buiten gaan warmen zij zich op in de burcht. Ook zwemmen ze niet te lang, ongeveer 15 tot 25 minuten, en gaan ze daarna weer snel naar binnen om op te warmen. Als het water bevriest dan hebben zij een extra taak, het openhouden van wakken. Bevers kunnen door ijsdikten van enkele centimeters heen breken.
Ademwakken bevers
Als het water toch bevriest ontstaat er soms een ruimte tussen het ijs en de waterspiegel wanneer het waterpeil daalt. Dan kunnen bevers onder het ijs blijven zwemmen. Als deze ruimte er niet is dan kunnen de bevers zelf ademwakken maken met hun schedel. Als het ijs te dik wordt zijn de bevers gedwongen in hun burcht te blijven.