De Zandkuil, aan de voet van de Hoge Berg op Texel, bestaat al sinds 1742. Toen werd er voor zand gewonnen voor de wegenbouw. In 1925 kocht Jacobus Pieter Thijsse het als één van de eerste Natuurmonumenten. Tot de dag van vandaag is het gebiedje van ongeveer één hectare een reservaat voor vele tientallen bijzondere insectensoorten, die er zand vinden om in te nestelen, bloemen voor voedsel (stuifmeel) en brandstof (nectar), en luwte en zonnestralen om hun motortje op te warmen.
Recreatie als beheer
Lange tijd werd het gebied open gehouden door de moeders en kinderen die er op de traditionele Texelse Bosjesdag (derde pinksterdag) kwamen recreëren. "Maar dat was natuurlijk niet houdbaar", zegt insectenliefhebber Ben Brugge. "Recreanten houden het gebied misschien wel open, maar ze vernielen onbedoeld ook een hoop. Vandaar dat het gebied nu is afgesloten. Ieder voorjaar werken we met een groep vrijwilligers van de entomologische vereniging, in samenwerking met Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer in het gebied om stukken zand kaal te houden, te plaggen, boompjes te verwijderen en andere cruciale onderhoudswerkzaamheden te doen", aldus Brugge.
Van vuurvlinder tot pluimvoetbij
Het resultaat mag er wezen. De Zandkuil is nu een reservaat voor meer dan vijftig soorten graafbijen, sluipwespen en andere insecten. Ook leven er veel bijzonder vlinders, zoals de kleine vuurvlinder. "Het geheim", zegt Brugge, " is de afwisseling in De Zandkuil. Er zit keileem en zand in de bodem, er is vocht en droogte en er is luwte tegen de helling waar de zon de bodem opwarmt. Daardoor zijn er heel veel verschillende insectensoorten die zich hier thuisvoelen."